Leren toets Biologie 27 mei

Dit leren voor de toets van biologie!
over 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.6

H6 Stevigheid en beweging

succes!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dit leren voor de toets van biologie!
over 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.6

H6 Stevigheid en beweging

succes!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het lichaam
- bestaat uit:
hoofd
romp
ledematen

ledematen zijn armen en benen

Slide 3 - Slide

Waaruit bestaat het lichaam?
A
Hoofd en romp
B
Hoofd en ledematen
C
Romp en ledematen
D
Hoofd romp en ledematen

Slide 4 - Quiz

Hoort de romp bij het lichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Waaruit bestaan ledematen?
A
Armen
B
Benen
C
Armen en benen
D
Armen en benen en romp

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor botten?
A
Kalk
B
Beenderen
C
Arm
D
Er is geen ander woord

Slide 7 - Quiz

Waaruit bestaat het lichaam van de mens?

Slide 8 - Open question

Wat zijn ledematen?

Slide 9 - Open question

Functie skelet
  • Stevigheid: rechtop staan
  • Beweging: spieren en gewrichten
  • Bescherming: organen
  • Vorm geven

Slide 10 - Slide

Schedelbeenderen
Dijbeen
Opperarmbeen
Schouderblad
Rib
Heupbeen
Staartbeen
Kuitbeen
Beentjes van de voet
Knieschijf

Slide 11 - Drag question


De functie van het skelet
A
stevigheid
B
bescherming
C
aanhechtingsplaats
D
A, B en C

Slide 12 - Quiz

Wat is geen functie van het skelet?
A
Het pompt bloed rond
B
Het zorgt voor stevigheid
C
Het beschermt organen
D
Het geeft het lichaam vorm

Slide 13 - Quiz

Schedel
schedel =
-schedelbeenderen &bovenkaak 
& onderkaak

Slide 14 - Slide

Wat is de functie van ons skelet?

Slide 15 - Open question

beenweefsel

heel hard en stevig
niet buigzaam
veel kalk

oudere mensen hebben veel
dan breken botten snel
kraakbeenweefsel

stevig
buigzaam
veel lijmstof

baby's hebben veel

bijvoorbeeld in je oor, dit buigt

Slide 16 - Slide

Bevat veel lijmstof
Bevat weinig lijmstof
Bevat veel kalkzouten
Is buigzaam
Bevat weinig kalkzouten
Beenweefsel
Kraakbeenweefsel
Is stevig

Slide 17 - Drag question

botten van een baby hebben...
A
veel kalkstof
B
veel cellen
C
veel lijmstof
D
veel stevigheid

Slide 18 - Quiz

welk soort gewricht bevindt zich in je schouder?
A
scharniergewricht
B
kogelgewricht
C
rolgewricht
D
schoudergewricht

Slide 19 - Quiz

wat heeft als functie het gewricht bij elkaar te houden?
A
gewrichtskraakbeen
B
gewrichtskom
C
gewrichtskapsel
D
gewrichtskogel

Slide 20 - Quiz

3 verschillende gewrichten

Slide 21 - Slide

4 verschillende beenverbindingen

Slide 22 - Slide

gewrichtskogel
kraakbeen
gewrichtssmeer
kapselband

Slide 23 - Drag question

Als baby is bestaat je schedel uit meerdere stukken, hoe zijn deze verbonden als je ouder bent?
A
met een naadverbinding
B
door vergroeiing
C
met kraakbeen
D
met een gewricht

Slide 24 - Quiz

bouw van een bot

Slide 25 - Slide

zonder lijmstof....
A
breken je botten sneller
B
buigen je botten beter
C
vallen je botten uit elkaar
D
heb je geen botten

Slide 26 - Quiz

wie breken het snelst hun botten?
A
baby's
B
volwassenen
C
ouderen
D
allemaal even snel

Slide 27 - Quiz

opbouw van spieren

Slide 28 - Slide

antagonisten
Antagonisten    Buig- en strekspier 

Slide 29 - Slide

opbouw van een gewricht

Slide 30 - Slide

Bij een juiste lichaamshouding heb je
A
een rechte rug
B
iets gebogen rug
C
de armen naast je lichaam
D
de voeten naast elkaar

Slide 31 - Quiz

Als je met gebogen rug tilt
A
slijten je wervels
B
komen de bloedvaten klem te zitten
C
kunnen de kraakbeenschijven beschadigen tussen de wervels uitpuilen
D
raakt je ruggenmerg beschadigd

Slide 32 - Quiz

Tussen de wervels zitten:
A
kraakbeenschijven
B
schokwervels
C
beenschijven
D
wervelschijven

Slide 33 - Quiz

Alle spieren samen vormen het spierstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Wat is een antagonist?
A
Een spier met een tegengestelde werking
B
Een spier met dezelfde werking
C
Allemaal pezen bij elkaar

Slide 35 - Quiz

Wat voor speciale vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele s-vorm
C
o-vorm
D
dubbele o-vorm

Slide 36 - Quiz


Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gaat de pols draaien

Slide 37 - Quiz

Een spier bestaat uit spierbundels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Dankzij de vorm van je wervelkolom en de kraakbeenschijven:
A
blijf je rechtop staan
B
kun je lopen
C
kun je je ledematen bewegen
D
schokt je hoofd niet bij elke stap

Slide 39 - Quiz

Wat is de antagonist van de biceps?
A
De armbuigspier
B
De armstrekspier

Slide 40 - Quiz

Wat gebeurt er als de spier zich samentrekt?
A
De spier wordt langer en dikker
B
De spier wordt korter en dikker
C
De spier wordt langer en dunner
D
De spier wordt korter en dunner

Slide 41 - Quiz