Games

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today
Let's do some English games!

Slide 2 - Slide

First
Let's make three teams

Slide 3 - Slide

Set of cards
Cards with English words on it
You have to act out whats on the card
If your teams can guess what the word is you win the card and you can get a new one

Slide 4 - Slide

1 minute
The team with the most cards will win!

Slide 5 - Slide

Stay in your teams
Categories
Write down as many words that belong to the category as you can

Slide 6 - Slide

School

Slide 7 - Slide

Holiday

Slide 8 - Slide

Mobile phone

Slide 9 - Slide

The farm

Slide 10 - Slide

Which team
won?

Slide 11 - Slide

Now
Let's finish the lesson with some teamwork games

Slide 12 - Slide

Tweetallen
Ronde 1: Jullie mogen iemand uitzoeken

Maak tweetallen!

Slide 13 - Slide

Boter-kaas-&-eieren
De ene leerlingen gebruikt een X, de ander een O. Om beurten zet je een X of een O in een vakje. 

Je hebt gewonnen als je drie op een rij hebt. Horizontaal, verticaal, diagonaal is goed.

Slide 14 - Slide

Ronde 2
Kies een nieuwe tegenstander; dit moet gemixt!

Jongens en meisjes door elkaar

Slide 15 - Slide

Vier-op-een-rij
Speel het spel zoals dit in het echt ook zou gaan!
Rondjes die je in kleurt vallen altijd op de laatste plek! Je mag geen zwevende rondjes in kleuren.
Heb je vier rondjes op een rij dan heb je gewonnen. Dit kan horizontaal, verticaal en diagonaal.

Slide 16 - Slide

Ronde 3
Zoek iemand waar je eigenlijk nooit mee samenwerkt

Slide 17 - Slide

Kamertje-verhuur
Verbind 2 puntjes met een horizontaal of verticaal streepje. Kun je het vakje dichtmaken dan zet de eerste letter van je naam in het vakje. Degene die aan het eind van het spel de meeste vakjes hebben wint!

Slide 18 - Slide

Ronde 4
Kies een nieuwe partner! Geen eisen, iemand waar je nog mee hebt gewerkt vandaag.

Slide 19 - Slide

Galgje
1 van het tweetal verzint een woord, de ander moet erachter komen welk woord dat is.
Zit de letter erin, dan noteer je de letter.
Hoofd -> lijf -> arm -> arm -> been -> been -> af

Slide 20 - Slide