Les 1 Voorbereiding examen Nederlands 'gesprekken'
Nederlands Examen Gesprekken
3F
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Nederlands Examen Gesprekken
3F
Slide 1 - Slide
Na deze les:
Weet je hoe het examen 'gesprekken' eruit gaat zien.
Slide 2 - Slide
Het examen gesprekken
Examen duurt in totaal 8 á 10 minuten (je krijg het examen volgende week uitgedeeld)
Je hebt een gesprek met een student uit de klas
Jullie worden allebei individueel beoordeeld
Het examen vindt al plaats in week 3 en 4!
Kom naar alle lessen!
Examen herkansen? In periode 4
Slide 3 - Slide
Wat wordt beoordeeld op je examen Gesprekken voeren?
A
inhoud
B
gespreksvaardigheid
C
beide
Slide 4 - Quiz
Wat wordt beoordeeld tijdens je examen Gesprekken voeren?
A
argumentatie
B
taalgebruik
C
interactie met je mededeelnemer
D
alle 3 deze punten
Slide 5 - Quiz
https://youtu.be/kJPw8GfrrMU
Slide 6 - Slide
Wat is communicatie?
Communicatie is simpelweg het uitwisselen van informatie van de zender naar de ontvanger en terug. De zender probeert hierbij een boodschap over te brengen naar de ontvanger.
Slide 7 - Slide
In je eigen woorden: Wat is communicatie?
Slide 8 - Open question
Communicatie
Je hebt verbale communicatie en non-verbale communicatie:
Verbale communicatie is het communiceren met woorden;
Non-verbale communicatie is het communiceren met lichaamstaal.
Slide 9 - Slide
Open en gesloten vragen
Op openvragen zijn meerdere antwoorden mogelijk. Ze beginnen vaak met wie, wat, waar, waarom en hoe.
Op gesloten vragen kan je alleen ja/nee antwoorden.
Slide 10 - Slide
Wat is het verschil tussen open en gesloten vragen?
Slide 11 - Open question
Open vraag: gericht op informatie en uitleg
Gesloten vraag: Ja/nee, kort antwoord
Voorbeeld: Ben jij het eens met deze stelling? OF Wat vind jij hier van?
Belangrijk verschil:
open vragen en gesloten vragen.
Slide 12 - Slide
Noem een voorbeeld van een spreekdoel? (Wat wil de spreker bereiken?)
Slide 13 - Open question
Doelen van teksten
- informeren
- instrueren
- overtuigen
- activeren
- evalueren
Slide 14 - Slide
Waar ben jij goed in tijdens een gesprek? (sterke kant)
Slide 15 - Open question
Wat vind je moeilijk tijdens het voeren van een gesprek? (zwakke kant)
Slide 16 - Open question
Interactieregels
- vraag om verduidelijking wanneer je iets niet begrijpt
- laat de ander uitspreken
- blijf beleefd
- let op je lichaamstaal
- spreek duidelijk
Slide 17 - Slide
Gesprekken voeren
- interviewen - vergaderen
- presenteren - sollicatiegesprek
- telefoneren - discussie
- werkoverleg
- gesprek met je leidinggevende
- vergaderen
- sollicitatiegesprek
- discussiëren
Slide 18 - Slide
Wat is een argument?
A
Dat is een reden waarom je iets vindt
B
Dat is wat je vindt
Slide 19 - Quiz
In welke zin staat een argument?
A
Ik vind blauw mooi, maar ik vind geel ook mooi.
B
Ik vind school leuk, want ik leer daar veel.
C
Ik vind dat het weer lekker is en dat we veel eten krijgen vandaag.
D
Ik ga dit jaar niet op vakantie.
Slide 20 - Quiz
Door welk woord herken je vaak een argument?
Slide 21 - Open question
Feit of mening? Lezen is leuk
A
feit
B
mening
Slide 22 - Quiz
Een feit is....
Slide 23 - Open question
Feit of mening?
Roken is ongezond.
A
Feit
B
Mening
Slide 24 - Quiz
Alle lantaarnpalen moeten ’s nachts uit.
A
Stelling
B
Feit
C
Argument
Slide 25 - Quiz
Open vraag
Gesloten vraag
Gericht op uitleg
Kort antwoord
Ja/nee antwoord
Informatie krijgen
Slide 26 - Drag question
Hulp bij het formuleren van open vragen:
5 W’s en 1 H
Wie
Wat
Waar
Waarom
Wanneer
Hoe
Slide 27 - Slide
Oefening in tweetallen
Ga je medestudent interviewen over zijn vervolgstudie.
Gebruik de 5 W's en die ene H
Aan het einde van het gesprek vat je het gesprek in het kort samen.