Les 5 §3.3 Faseovergangen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

§3.3 Faseovergangen

Deze les:

- Uitleg §3.3

- Maken opdrachten §3.3

Na deze les:

- Ken je de drie fasen waarin een stof kan voorkomen.

- Ken je de zes faseovergangen.

- Kun je uit een fasediagram bepalen in welke fase een stof zit.

- Je herkent vaste fase, vloeibare fase en gasfase aan de manier waarop de moleculen bewegen en hoe dicht ze op elkaar zitten.

Fasen (toestand)

- De soort stof verandert niet.

Fasen

Vaste fase                          Vloeibare fase                        Gasvormige fase

- Eigen vorm                      - Geen eigen vorm                - Geen eigen vorm

- Eigen volume                 - Wel eigen volume               - Geen eigen volume

- Vb. ijs                                 - Vb. water                                 - Vb. waterdamp

Faseovergangen

Fasen

Vast: (s)

Vloeibaar : (l)

Gas: (g)

Wat is het verschil tussen

water (l) en water (s)?

Fasedriehoek

Faseovergangen

Smeltpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vaste fase naar de vloeibare fase gaat.

Kookpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vloeibare fase naar de gasvormige fase gaat.

Wat is het kookpunt van water?

Wat is het smeltpunt van water?

Kookpunt en smeltpunt

Fasediagram stikstof

Smeltpunt stikstof = -210 ^oC

Kookpunt stikstof = -196 ^oC

In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 ^oC?

In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 ^oC?

In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 graden Celsius?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gasvormig

In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 graden Celsius?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gasvormig

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Welke fase heeft het water bij nummer 1?

1. vloeibare fase
2. vaste fase
3. gasfase

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke fase heeft het water bij nummer 5?

1. vloeibare fase
2. vaste fase
3. gasfase

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
In welke fase is het water bij nummer 2?

1. Vloeibare fase
2. Vaste fase
3. Gasfase

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Rijpen

Welke faseovergang zie je in het plaatje?

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Rijpen

Zie de grafiek. Welke
faseovergang vindt
hier plaats?

1. Stollen
2. Verdampen
3. Condenseren
4. Smelten

De faseovergang van vast naar vloeibaar noemen we

1. smelten
2. stollen
3. sublimeren
4. condenseren

de faseovergang tussen vloeibaar naar gasvormig water is

1. sublimeren
2. koken
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar water naar waterdamp?

1. Smelten
2. Stollen
3. Condenseren
4. Verdampen

Welke faseovergang hoort bij deze zin:
We krijgen een witte kerst.

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Stollen

Hoe heet de faseovergang van gas naar vast?

1. sublimeren
2. rijpen
3. stollen
4. condenseren

de faseovergang van gas naar vast heet:

1. sublimeren
2. rijpen
3. stollen
4. condenseren

De faseovergang van gas naar vloeibaar noemen we

1. verdampen
2. rijpen
3. sublimeren
4. condenseren

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?

1. rijpen
2. bevriezen
3. smelten
4. condenseren

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Rijpen

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?

1. stollen
2. verdampen
3. smelten
4. sublimeren