2HV Spelling koppelteken/wegl. streepje + tussenletters

Vandaag:

  • koppelteken en weglatingsstreepje
  • tussenletters in samenstellingen
1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Vandaag:

  • koppelteken en weglatingsstreepje
  • tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Slide

Koppelteken en weglatingsstreepje

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Koppelteken
In woorden met de voorvoegsels:
adjunct-                 leerling-
aspirant-                niet-
bijna-                       non-
ex-                             oud-
interim-                                                         ex-roker
kandidaat-                                                   oud-voorzitter

Slide 8 - Slide

Koppelteken
Als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft anti-, oer-, on- en pro
on-Hollands
pro-Amerikaans

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Maak cursus 7 spelling, koppelteken en weglatingsstreepje
blz 254-255
opdracht 1 t/m 3
klaar ? mixopdrachten 
timer
20:00

Slide 11 - Slide

Tussenletters in samenstellingen

Slide 12 - Slide

Tussenletter in samenstellingen

Slide 13 - Slide

Tussenletter in samenstellingen

Slide 14 - Slide

tussenletter in samenstelling 1

Slide 15 - Slide

tussenletter in samenstelling 2

Slide 16 - Slide

tussenletter in samenstelling 3

Slide 17 - Slide

Video
Bekijk de volgende video en maak aantekeningen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Vandaag:

  • Herhaling tussenletters in samenstellingen.
  • Aan elkaar of los? -uitleg.

Slide 20 - Slide

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 21 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen

Krant + kop
A
geen tussen-n krantekop
B
wel een tussen-n krantenkop

Slide 22 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
pikkedonker
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 23 - Quiz

Bij het maken van een samenstelling heb je tussenletters nodig.
A
Ja, je hebt altijd tussenletters nodig.
B
Nee, daar heb je nooit tussenletters bij nodig.
C
Soms heb je wel tussenletters nodig en soms niet.

Slide 24 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 25 - Quiz

Tussenletters bij samenstellingen

Welk rijtje is juist? Of welke rijtjes zijn juist?
a. ziekezorg, secondewijzer, wiegendood
b. rodekool, kostenloos, scheepswrak
A
Alleen A
B
Alleen B
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 26 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 27 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
keuzevrijheid
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 28 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 30 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 31 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
blindedarm
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 32 - Quiz

Cursus 7 §6 Aan elkaar of los?


blz 258-259

Slide 33 - Slide

Doel:
Ik weet welke woorden ik aan elkaar of los moet schrijven.

Slide 34 - Slide

Onthoud:
Woorden die je aan elkaar schrijft, hebben één klemtoon.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Aan elkaar of los?
katoenen truitje
A
aan elkaar
B
los

Slide 40 - Quiz

Welke optie is juist gespeld?
A
er achteraan rennen
B
er achter aanrennen
C
erachter aanrennen
D
erachteraan rennen

Slide 41 - Quiz

Aan elkaar of los?
er onder door
A
aan elkaar
B
los

Slide 42 - Quiz

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 43 - Quiz

par.6 Aan elkaar of los?

Slide 44 - Slide

par.6 Aan elkaar of los?

Slide 45 - Slide

par.6 Aan elkaar of los?

Slide 46 - Slide

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 47 - Quiz

Welke optie is juist gespeld?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 48 - Quiz

Welke optie is juist gespeld?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 49 - Quiz

Schrijf waar nodig aan elkaar:
riool+water+zuivering

Slide 50 - Open question

Schrijf waar nodig aan elkaar:
brand+weer+ladder

Slide 51 - Open question

Schrijf waar nodig aan elkaar:
acht+tien+duizend

Slide 52 - Open question

Maak cursus 7 §6
blz 258-259
opdracht 1 tot en met 5



Slide 53 - Slide

Einde les!
Schuif je stoel aan en zet je tafel recht.

Tot de volgende les.

Slide 54 - Slide