Quiz 3 Havo Thema 4 Voeding en vertering

Quiz Thema 4 Voeding en vertering
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Quiz Thema 4 Voeding en vertering

Slide 1 - Slide

Bij conserveringsmethode "pasteuriseren" gaan bacteriën en schimmels dood
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Bij invriezen van voedingsmiddelen gaan alle micro-organismen dood
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoe kan de twaalfvingerige darm het zuur van de maag overleven?
A
Het zuur komt niet uit de maag
B
De wand heeft een slijmlaagje
C
Het zuur wordt geneutraliseerd door alvleeskliersap

Slide 4 - Quiz

Alvleesklier helpt bij de vertering van:
A
Koolhydraten en vetten
B
Eiwitten en vetten
C
Koolhydraten, eiwitten en vetten
D
Koolhydraten en eiwitten

Slide 5 - Quiz

Wat doodt bacteriën
A
Maagsap
B
Speeksel
C
Maagsap en alvleeskliersap
D
Maagsap en speeksel

Slide 6 - Quiz

Hoe kunnen we zetmeel aantonen?
A
Jodium
B
Strip
C
Kalkwater

Slide 7 - Quiz

Waar haalt je lichaam meer energie uit?
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Allemaal evenveel

Slide 8 - Quiz

Galzuren helpen bij de vertering van vetten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Voedingsstoffen zijn
A
De bruikbare bestanddelen uit wat je eet
B
De producten die je eet

Slide 10 - Quiz

Waar wordt gal gemaakt
A
In de lever
B
In de galblaas

Slide 11 - Quiz

Hoe heet het deel dat zit tussen neusholte en mondholte
A
Strotklepje
B
Huig

Slide 12 - Quiz

Is het verstandig je tanden te poetsen nadat je cola gedronken hebt?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Hoeveel gebitselementen heeft het gebit van een volwassen mens? (met verstandskiezen)
A
26
B
28
C
32
D
34

Slide 14 - Quiz

Welk dier heeft knipkiezen? (P of Q?)

Slide 15 - Slide

Welk dier heeft knipkiezen?
A
Diersoort P
B
Diersoort Q

Slide 16 - Quiz

Welk dier heeft de langste dunne darm?

Slide 17 - Slide

Welk diersoort heeft de langste dunne darm?
A
Diersoort P
B
Diersoort Q

Slide 18 - Quiz

Wat is een enzym
A
Een voedingsstof
B
Een product van een reactie
C
Een eiwit die een proces versneld
D
Een stof die verbruikt wordt bij een reactie

Slide 19 - Quiz

Wat is het paarse orgaan?

Slide 20 - Slide

Wat is het paarse orgaan?
A
Galblaas
B
Maag
C
Alvleesklier
D
Blinde darm

Slide 21 - Quiz

Wat is het groene orgaan?

Slide 22 - Slide

Wat is het groene orgaan
A
Galblaas
B
Maag
C
Alvleesklier
D
Blinde darm

Slide 23 - Quiz

Welke invloed heeft een hoge temperatuur op een enzym
A
Hogere activiteit
B
Lagere activiteit
C
Lage activiteit en daarna onherstelbaar kapot
D
Hoge activiteit en wordt verbruikt

Slide 24 - Quiz

Wat doet een enzym in speeksel
A
Verteren
B
Zetmeel afbreken
C
Eiwit afbreken
D
Vet afbreken

Slide 25 - Quiz

Wat is vertering
A
Het afbreken van stoffen
B
Het omzetten van stoffen
C
Afbreken tot stoffen die door de darm kunnen
D
Kleiner maken

Slide 26 - Quiz

Is de galblaas een klier of een opslagplaats?
A
Klier
B
Opslagplaats

Slide 27 - Quiz

Welke is een voedingsmiddel
A
Vis
B
Vetten

Slide 28 - Quiz

Welke kan niet als reservestof dienen?
A
koolhydraten
B
vetten
C
eiwitten

Slide 29 - Quiz

Welke voedingsstof geeft het meeste energie als brandstof?
A
koolhydraten
B
vetten
C
eiwitten

Slide 30 - Quiz

Mineralen zijn beschermende stoffen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Een functie van voedingsstoffen kan zijn:
A
brandstof
B
goede darmwerking
C
beide

Slide 32 - Quiz

Welke is gezonder?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 33 - Quiz

IJzer is een mineraal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Hoe worden koolhydraten opgeslagen?
A
Zetmeel in planten
B
Zetmeel in dieren
C
Glycogeen in planten

Slide 35 - Quiz

Voedingsvezels kan het lichaam verteren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Wat doen schimmels en bacteriën (reducenten) in de natuur?
A
Ze doen helemaal niets
B
Ze eten van de planten
C
Ze breken de dode resten van planten en dieren af

Slide 37 - Quiz

Wat is een optimumkromme (denk aan thema ecologie)?
A
Die geeft een verband aan met een factor
B
Het heeft met biomassa te maken
C
Het is een biologisch evenwicht
D
Het is de overleving

Slide 38 - Quiz

Hoe wordt verse melk geconserveerd?
A
Sterilisatie
B
Pasteurisatie

Slide 39 - Quiz

Hoe wordt lang houdbare melk geconserveerd?
A
sterilisatie
B
Pasteurisatie

Slide 40 - Quiz

Wat is de zin van vacuüm verpakken
A
Er komen geen nieuwe bacteriën en schimmels bij
B
A + bacteriën kunnen geen zuurstof opnemen voor vermenigvuldiging
C
Het is makkelijker in de supermarkt

Slide 41 - Quiz

Einde quiz

Slide 42 - Slide