De volgende opdracht maak je in een duo; zin 1 ontleed de een hardop (zachtjes), de ander luistert, maar doet zelf niets. Bij zin 2 zijn de rollen omgekeerd en dan zin 3 en 4 ook om en om ontleden. Je benoemt de pv, ow en wg/ng.
1. Mijn lieve tante stuur ik iedere vakantie een ansichtkaart.
2. Met behulp van röntgenfoto’s kunnen artsen een breuk vaststellen.
3. Mijn zusje is wel vaker jaloers.
4. Die jongen is niet altijd verlegen geweest.