1a: als tegenstander te veel gewond is door speler moet hij vluchten + als de speler hem inhaalt op zijn vlucht moet hij weer vechten + speler kan tegenstander in het gevecht ook uitschakelen (eindtoestand)
Slide 15 - Slide
Vraag 1 §1.4 diagram Game
1b: Vanuit toestanden ‘wacht’, ‘volg’, ‘vecht’ en ‘vlucht’ transitie naar nieuwe toestand ‘vecht met draak’. Vanuit die toestand twee transities naar de eindtoestand STOP (‘tegenstander uitgeschakeld’ en ‘draak uitgeschakeld’).
Slide 16 - Slide
Vraag 2 §1.4 diagram Game
Slide 17 - Slide
Vraag 2 §1.4 diagram Game
Slide 18 - Slide
Aan de slag
Bestudeer Fundament B3 hfdst. 2.1 t/m 2.4
Maak §2.2 - vraag 1 + 2 + 4
Maak §2.3 - vraag 1 + 6
Maak §2.4 - vraag 1
Werk aan je PO (zie de opdracht in Classroom)
Wat is het doel van het systeem + welke functionaliteiten?
Welke sensoren en actuatoren worden er gebruikt?
Toestandsdiagram(men: verschillende versies per ontwikkeling van de code)
Logboek met bespreking van problemen en geprobeerde oplossingen + bijdragen van groepsleden
Evaluatie van systeem: mogelijkheden en beperkingen
De micro:bit-code
PO
Slide 19 - Slide
Toepassing automaten
Om gedrag van een systeem te beschrijven (modelleren)
Om 'antwoorden' te genereren:
Om 'antwoorden' te controleren:
Ad 2: denk aan random postcode, random wachtwoord, automatisch aanvullen op telefoon, AI-toepassingen
Ad 3: denk aan spelling-check, grammatica-check, check of nieuw wachtwoord voldoet aan gestelde eisen, form-validation (juiste invoer bij telefoonnummer, e-mail etc).
Slide 20 - Slide
Automaat als generator
Welke zinnen kun je maken?
De dunne kapitein floot;
Een jonge poes dronk en een kleine professor vertelde;
Met de eindige automaat van vraag 3 is het mogelijk om oneindig veel verschillende klasnamen te genereren. Het aantal cijfers na de laatste letter is namelijk onbeperkt. Waarom spreken we dan toch van een eindige automaat?
Het woord 'eindig' in eindige automaat slaat op het aantal toestanden, niet op het aantal mogelijke uitkomsten. Een eindige automaat heeft altijd een eindig aantal toestanden (zeven in dit geval).
Wat is het verschil tussen een controlerende en genererende eindige automaat van dezelfde soort tekst, zoals e-mailadressen of telefoonnummers?
Er is geen verschil. De toestandsdiagrammen zijn hetzelfde. Het verschil zit in de wijze waarop we de eindige automaat gebruiken. Wordt er gecontroleerd, dan kiezen we transities aan de hand van de tekst. Wordt er gegenereerd, dan kiezen we tekst aan de hand van de transities.
Slide 29 - Slide
Beperkingen Eindige Automaat (§2.4)
Allerlei processen (ook buiten de informatica) te beschrijven met eindige automaten;
Maar... geen geheugen
Bijhouden hoe vaak een letter, element of getal voorkomt, gaat dus niet.
(Kan overigens wel met een stapelautomaat)
Slide 30 - Slide
Beperkingen Eindige Automaat (§2.4)
<h1>Titel</h1> is correct
maar deze automaat rekent ook <h1>Titel</div> goed, omdat de automaat bij de toestand 'eindtag' niet meer weet wat de 'begintag' was.
Deze automaat rekent zelfs <h1>Titel<h1> goed, dus zonder de / in de eindtag...
Slide 31 - Slide
Aan de slag
Bestudeer Fundament B3 hfdst. 2.1 t/m 2.4
Maak §2.2 - vraag 1 + 2 + 4
Maak §2.3 - vraag 1 + 6
Maak §2.4 - vraag 1
Werk aan je PO (zie de opdracht in Classroom)
Wat is het doel van het systeem + welke functionaliteiten?
Welke sensoren en actuatoren worden er gebruikt?
Toestandsdiagram(men: verschillende versies per ontwikkeling van de code)
Logboek met bespreking van problemen en geprobeerde oplossingen + bijdragen van groepsleden
Evaluatie van systeem: mogelijkheden en beperkingen
De micro:bit-code
PO
Slide 32 - Slide
Vraag 1 §2.3 (controle tekst)
Slide 33 - Slide
Physical Computing
Physical Computing = computersystemen die gebruik maken van sensoren om iets te meten en actuatoren om iets in gang te zetten;
sensor --> microcontroller --> actuator
Bijvoorbeeld: thermostaat, robotchirurg, zelfrijdende auto, weerstation etc.
Slide 34 - Slide
Micro:bit
Bestudeer de uitleg over de micro:bit in Fundament
Maak daarna enkele opdrachten uit de beginnerscursus.