H3 Lezen - verbanden en signaalwoorden

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

De planning
15 minuten lezen
Start H3 Lezen
Aan de slag

Slide 3 - Slide

Lezen H3
Verbanden en signaalwoorden

Wat zijn dat ook alweer?

Slide 4 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Een tekstverband geeft de samenhang tussen zinnen, woorden en alinea's weer. 

Je herkent het tekstverband aan de bijbehorende signaalwoorden

Slide 5 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: Er wordt een opsomming benoemt.
signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten slotte, daarnaast, verder

Tegenstellend verband: Er wordt een tegenstelling benoemt
signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen

Toelichtend verband: Er wordt een voorbeeld/toelichting benoemt.
signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
  1. Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder
  2. Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.
  3. Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

In welke zin zit welk verband?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Slide

Nu
H3 Lezen - verbanden en signaalwoorden

Startopdracht, 1 t/m 5 + 7


Slide 10 - Slide