§4.1 Kracht en Soorten beweging

Leerdoelen


  • §4.1 Kracht en Soorten Beweging
  • Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.
  • Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.
  • Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.
  • Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling, of vertraging is.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen


  • §4.1 Kracht en Soorten Beweging
  • Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.
  • Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.
  • Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.
  • Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling, of vertraging is.

Slide 1 - Slide

Leerdoel 1
Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.

Slide 2 - Slide

Je ziet hiernaast het
(v,t)-diagram van twee remmende auto’s P en Q.

Welke uitspraak is juist?

A
De gemiddelde snelheid van beide auto’s tijdens het remmen is gelijk
B
De remvertraging van P is kleiner dan die van Q
C
De remweg van P en Q is gelijk
D
P heeft een kortere remweg

Slide 3 - Quiz

(v,t)-diagram
  • snelheid-tijd diagram
  • snelheid - v in (m/s)
  • tijd - t in (s)
  • oppervlakte onder de lijn is de afgelegde weg (I+II+III)

Slide 4 - Slide

(s,t)-diagram
  • afstand-tijd diagram
  • afstand - s in (m)
  • tijd - t in (s)
  • snelheid (steilheid van de lijn) 
  • Hoe steiler de lijn (richtingscoëfficiënt), des te groter de snelheid

Slide 5 - Slide

Twee auto's rijden op dezelfde weg, dezelfde kant op. Op tijdstip t=0s rijden beide auto's precies naast elkaar. Auto P rijdt met 40m/s en vertraagt eenparig. Auto Q rijdt met een constante snelheid van 20 m/s. Hiernaast zijn de (v,t)- diagrammen getekend van beide auto's



Welke bewering is waar?
A
Op tijdstip t=5,0s wordt auto P door auto Q ingehaald.
B
Op tijdstip t=5,0s ligt auto P 100m voor op auto Q.
C
Op tijdstip t=10s wordt auto Q door auto P ingehaald.
D
Op tijdstip t=10s wordt auto P door auto Q ingehaald.

Slide 6 - Quiz

Wat moest je weten om de vorige vraag te kunnen beantwoorden?

Slide 7 - Open question

Leerdoel 2
Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.

Slide 8 - Slide

Hiernaast zie je een (s,t)-diagram van een beweging met twee constante snelheden.


Hoe groot is de gemiddelde snelheid van de totale beweging?
A
7,5 m/s
B
3,0 m/s
C
2,5 m/s
D
Dat is niet te zeggen

Slide 9 - Quiz

Gemiddelde snelheid berekenen
vgem=ts
vgem=
s=
t=
snelheid in (m/s) of (km/h)
totale afstand in (m) of (km)
totaletijd in (s) of (h)

Slide 10 - Slide

Jan fietst van huis naar school met een snelheid van 25km/h. Terug fietst hij dezelfde weg met een snelheid van 15km/h. Zijn zus Josien fietst zowel dezelfde heenweg als terugweg met een snelheid van 20km/h.

Welke uitspraak over de totale fietstijd, dus heenweg en terugweg samen is waar?
A
Jan heeft de minste tijd nodig
B
Josien heeft de minste tijd nodig
C
Ze doen er beide even lang over
D
Je hebt te weinig informatie om daar een uitspraak over te doen

Slide 11 - Quiz

Wat moest je weten om de vorige vraag te kunnen beantwoorden?

Slide 12 - Open question

Leerdoel 3
Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.

Slide 13 - Slide

Een fietser rijdt met een trapkracht van
Op een gegeven moment is de wrijvingskracht
Vanaf dat moment wil de fietser met constante snelheid verder fietsen.


Hoe groot moet de trapkracht van de fietser dan zijn?
Ftrap=55N
Fw=35N
A
Ftrap=20N
B
Ftrap=35N
C
Zij hoeft niet te trappen, want de snelheid is constant
D
Er is niet genoeg informatie om hier iets over te kunnen zeggen

Slide 14 - Quiz

Resulterende kracht
  •  Krachten in dezelfde richting tel je bij elkaar op
  • Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af
  • Is er een resulterende kracht, dan is er een verandering van snelheid of van richting
  • Is de resulterende kracht ON, dan is er geen beweging OF een constante snelheid

Slide 15 - Slide

Je gooit een bal recht omhoog de lucht in.
Op het hoogste punt:
A
Zijn de snelheid en versnelling van de bal nul
B
Is de snelheid van de bal niet nul, maar de versnelling wel.
C
Is de versnelling van de bal niet nul, maar de snelheid wel.
D
Zijn de snelheid en versnelling van de bal niet nul.

Slide 16 - Quiz

Wat moest je weten om deze vraag te kunnen beantwoorden?

Slide 17 - Open question

Leerdoel 4
Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling of vertraging is.

Slide 18 - Slide

In welke diagram is er sprake van een resulterende kracht tegen de bewegingsrichting in?
A
Diagram A
B
Diagram B
C
Diagram C
D
Geen van de diagrammen

Slide 19 - Quiz

Resulterende krachten in een (v,t)-diagram

  • Bij A is er sprake van een vertraging. De resulterende kracht werkt dan tegen.
  • Bij B is er sprake van een constante snelheid. De resulterende kracht is 0N
  • Bij C is er sprake van een versnelling. De resulterende kracht werkt dan mee.

Slide 20 - Slide

Zie het (v,t) diagram van een autorit in de afbeelding.
Tussen 2 en 4 s is de resulterende kracht...
A
meewerkend
B
tegenwerkend
C
gelijk aan nul
D
Is op basis van de informatie niet te zeggen

Slide 21 - Quiz

Wat moest je weten om deze vraag te kunnen beantwoorden?

Slide 22 - Open question

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 23 - Mind map