Grammatica: Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Wat gaan we vandaag leren?
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm in een samengestelde zin vinden.

Slide 2 - Slide

Vandaag
NOS op 3
Uitleg nieuw grammatica onderdeel
Aan de slag
Afsluiting

Slide 3 - Slide

Samengestelde zinnen
Wat is het verschil tussen 1 en 2?

  1. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart. Chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij.
  2. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart en chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij. 


Slide 4 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 5 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 6 - Slide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn twee zinnen die aan elkaar worden gevoegd --> één zin.

Een voegwoord plakt deze twee zinnen aan elkaar. en, of, maar, want, omdat, dus, als, tenzij.....
Voor het voegwoord staat altijd een komma, behalve bij de voegwoorden 'en' & 'of'.

Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen
Een samengestelde zin bestaat dus uit 2 of meer losse zinnen. Een andere term voor 'losse zin' is 'enkelvoudige zin'.

  1. Ik wacht op Thijs (enkelvoudige zin = zin met 1 persoonsvorm)
  2. Ik wacht op Thijs, want hij is te laat (samengestelde zin = zin met twee of meer persoonsvormen)

Slide 8 - Slide

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'.
- Kevin heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 9 - Open question

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'want':
- De leerlingen zijn te laat op school.
- De brug stond open.

Slide 10 - Open question

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Vind de persoonsvorm door de zin van tijd te veranderen.

Ik ga vandaag snel naar huis, want ik wil die nieuwe serie kijken.

Ik ging vandaag snel naar huis, want ik wilde die nieuwe serie kijken.



Slide 11 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kevin heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Ik ga dit weekend zwemmen en ik heb een verjaardag.

Slide 13 - Open question

Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Samengestelde zinnen

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
 Samengestelde zinnen zijn losse zinnen die samengevoegd zijn met behulp van een voegwoord.

Hij is gevallen en hij moet naar het ziekenhuis.



Slide 15 - Slide

Aan de slag
  • Ga naar de cursus Grammatica - paragraaf 6 - samengestelde zinnen.
  • Maak de opdrachten. Je hebt tot het einde van de les de tijd.
  • Milaan: met mij. Wie sluit aan?
  • Jesse: alleen de opdrachten op het hogere niveau, wel uit hetzelfde boek.
  • Klaar? Ander vak of een tekst lezen uit de cursus 'fictie'.

Slide 16 - Slide

Afsluiting
Lesdoelen:
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm in een samengestelde zin vinden.

Slide 17 - Slide