H5 paragraaf 4: Grammatica: Samengestelde zinnen

WELKOM
3 Kader
Welkom

bij Nederlands
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom

bij Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen
* Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
*Ik kan voegwoorden herkennen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Link

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
Wat is het verschil tussen 1 en 2?

  1. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart. Chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij.
  2. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart en chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij. 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn twee zinnen die aan elkaar worden gevoegd --> één zin.

Lijm: voegwoord (en, maar, waarom, dus, terwijl, etc......)

Voor het voegwoord staat altijd een komma, behalve bij het voegwoord 'en'.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'.
- Kevin heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'want':
- De leerlingen zijn te laat op school.
- De brug stond open.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'dus':
- Ik trek een dikke jas aan.
- Ik krijg het niet koud.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.

In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kevin heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Ik ben lid van een boekenclub en ik lees elke dag.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Gerlof zit op basketbal.       Hij houdt van sporten.


Gerlof zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen: stappenplan
maken:
Thema 5 paragraaf 4
opdracht 1 t/m 4

Opdracht
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Video in de lesstof samen kijken.
Stap 4: de zinsdeelproef