H5.1 en 5.2 Snelheid

H5.1 Snelheid
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5.1 Snelheid

Slide 1 - Slide


Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
C
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen

Slide 2 - Quiz

km / h
  • km = kilometer
  • / = per
  • h = hour
  • Voertuig rijdt 100 km/h
  • In 1 uur legt het voertuig 100 kilometer af

Eenheid van snelheid.

Slide 3 - Slide

Hardlopen

  • Hier gebruiken we geen km/h maar m/s 
  • m = meter
  • / = per
  • s = seconde

Eenheid van snelheid.

Slide 4 - Slide

Het aantal km/h is dus altijd hoger dan het aantal m/s.

Van km/h naar m/s
Een snelheid van 1 m/s is hetzelfde als 3,6 km/h.

Slide 5 - Slide

m/s of km/h

bijvoorbeeld:
 10 m/s x 3,6 = 36 km/h

72 km/h : 3,6 = 20 m/s

Slide 6 - Slide

In welke twee eenheden meet je snelheid? typ het als afkorting: ..... en .......

Slide 7 - Open question

Van snelheid in m/s naar snelheid km/h doe je door:
A
Snelheid in m/s keer 3,6
B
Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
C
Snelheid in m/s keer 36
D
Snelheid in m/s gedeeld door 36

Slide 8 - Quiz

Van km/h naar m/s =
A
delen door 3,6
B
keer 3,6

Slide 9 - Quiz

Hoe schrijf je de eenheid voor de snelheid van een auto als afkorting?

Slide 10 - Open question

m is de afkorting van?

Slide 11 - Open question

s is de afkorting van?

Slide 12 - Open question

m/s is de afkorting van

Slide 13 - Open question

Els loopt in een uur een afstand van 4,5 kilometer. Peter loopt in een uur 4,9 kilometer.


Wie loopt met de grootste snelheid?
A
Els, want zijn legt in een uur de grootste afstand af
B
Els, want zijn legt in een uur de kleinste afstand af
C
Peter, want hij legt in een uur de grootste afstand af
D
Peter, want hij legt in een uur de kleinste afstand af

Slide 14 - Quiz

Tim fietst twee uur en legt een afstand af van 25 kilometer. Tooske fietst 25 kilometer in een tijd van een uur en drie kwartier.

Wie heeft het snelst gefietst?
A
Tim, want hij legt de 25 km af in de kortste tijd.
B
Tim, want hij legt de 25 km af in de langste tijd.
C
Tooske, want zij legt de 25 km af in de korste tijd.
D
Tooske, want zij legt de 25 km af in de langste tijd.

Slide 15 - Quiz

Deze snelheidsmeter is
A
Analoog
B
Digitaal

Slide 16 - Quiz

Een hert rent met een snelheid van 15 m/s.
Hoe groot is zijn snelheid in km/u (geef alleen het getal)

Slide 17 - Open question

10m/s is .... km/h?

Slide 18 - Open question

120m/s is .... km/h?

Slide 19 - Open question

120m/s is .... km/h?

Slide 20 - Open question

Een roofvogel maakt een duikvlucht met een snelheid van 144 km/h.
Hoe groot is zijn snelheid in m/s?

Slide 21 - Open question

252km/h is .... m/s?

Slide 22 - Open question

1000km/h is .... m/s?

Slide 23 - Open question