Examentraining vmbo biologie: leervaardigheden

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Examentraining 1; K4 leervaardigheden 

K1 Leervaardigheden in het vak biologie

Examen biologie

Wanneer 

donderdag 23 mei 

9.00 - 10.30 uur

Niet in een antwoord

1. Om te blijven leven.

Alles bij biologie draait om het leven (de studie van het leven) hier ben je niet specifiek genoeg. Je moet uitleggen waarom het organisme niet kan blijven leven in deze situatie.

Niet in een antwoord

2. Omdat het (on)gezond is.

Je bent niet specifiek genoeg. Wat is er (on)gezond? En waarom is het (on)gezond?

Niet in een antwoord

3a. Het woord alles verwerken in je antwoord.

Alles omvat wel heel veel. Wat dan precies?

3b. Het woord niets in je antwoord.

Niets is wel heel weinig? Wat dan niet?

Niet in een antwoord 

4. Beginnen met dus, want, omdat.

Dus, want omdat zijn een koppelwoorden Het koppelt 1 zin aan de ander. Je kan je antwoord daar niet mee beginnen.

Niet in een antwoord 

5. Binnen je antwoord gebruik maken van het, zij, hij , die , dat , enz.

Dan vraag ik wie, of wat en is het? 

En reken het antwoord fout.

K3 Leervaardigheden in het vak biologie

3. De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die bijdragen tot:

– De ontwikkeling van het eigen leervermogen

– Het vermogen met biologische vaktaal en methodieken te communiceren en onderzoek te doen.

3.1 Feit of mening

MENING: iets dat iemand vindt

-  Het is al laat.

-  Chocolade is lekker.

FEIT: iets dat zo is, dat staat vast

Feiten zijn dingen die je kunt controleren en dingen die bijvoorbeeld onderzocht zijn.

- Het is nu twaalf uur.

- In deze chocoladereep zit suiker. 

3.2 bronnen 

Biologische bronnenmateriaal 

Je moet een grafiek maken over leeftijd en lengte.
Waar zet je de leeftijd?

1. onderaan, de x as
2. aan de zijkant, y as

examenopdracht 1. 

Welk type grafiek zou jij maken?

1. lijndiagram
2. staafdiagram
3. cirkeldiagram
4. histogram

Welke grootheid en eenheid zou je op de y as zetten

3.4

basisvaardigeden rekenen 

3.4

basisvaardigeheden rekenen. 

Oefenvraag 

Hieronder staat informatie over de voedingswaarde van 100 gram gekookte spruitjes.

 

Pubers hebben gemiddeld per dag 90 mg vitamine C nodig.

Hoeveel gram gekookte spruitjes moet je minimaal eten om 90 mg vitamine C binnen te krijgen?

Leg je antwoord uit met een berekening.

antwoord vorige vraag

1. 68 of 69 gram
2. 50 gram
3. 10 gram
4. anders

3.4

Basisvaardigheden rekenen

3.5 

rekenen met grootheden en eenheden. 

3.7 biologische begrippen

3.7 

biologische begrippen 

3.8 

hulpmiddelen 

3.8 

hulpmiddelen 

Kalkwater indicator voor CO2

3.8 

hulpmiddelen 

Zetmeel kan je aantonen met jodium. De jodium kleurt dan blauwzwart.

Examenopdracht 2 

Geef de naam van de indicator die Paul en Ria hebben gebruikt. 

antwoord:

1. Jodium
2. Kalkwater
3. Rodekool sap

3.8 

Hulpmiddelen 

determinatiekaart 

3.8 

Hulpmiddelen 

determinatietabel 

3.9 

Onderzoek 

schrijf een conclusie

Wat is een goede conclusie?

1. Jongen die door beide ouders gevoerd worden groeien sneller dan jongen die door 1 ouder worden gevoerd
2. als alleen vrouwtjes voeren groeien de jongen de eerste 3 dagen even hard als dat allebei de ouders voeren

3.9 onderzoek 

werkplan 

Wanneer dieren in het wild ziek worden, kunnen ze niet net als wij naar de dokter voor medicijnen. Bekend is dat sommige diersoorten medicijnen in hun leefomgeving zoeken. Door deze medicijnen kunnen ze zichzelf genezen.
Zo eten rode franje-apen houtskool dat giftige stoffen in hun voedsel onschadelijk maakt.
Wetenschappers willen onderzoeken of houtskool bij olifanten helpt als medicijn.
Maak een werkplan waarmee de werking van het houtskool als medicijn bij zieke olifanten onderzocht kan worden.

Huiswerk 

Maak de eerste 10 vragen van het vmbo gt examen 2023. 

Als je woorden niet begrijpt zoek dit op in je boek of op internet. Probeer niet te gokken. Door dingen die je niet begrijpt op te zoeken en de context te snappen leer je veel meer dan alleen je boek lezen en een samenvatting maken. 

TIP met leren: 

Ga zo veel mogelijk vragen maken. Wees hierbij heel kritisch op je eigen antwoorden. Gebruik vaktermen, herhaal de vraag in je antwoord.