2V Imparfait 2425

Werkwoorden in de tijd Imparfait bestaan uit:
A
Onderwerp + persoonsvorm
B
Stam + Uitgang
C
Stam
D
Hele werkwoord
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Werkwoorden in de tijd Imparfait bestaan uit:
A
Onderwerp + persoonsvorm
B
Stam + Uitgang
C
Stam
D
Hele werkwoord

Slide 1 - Quiz

Hoe maak je de stam van de imparfait?
A
Hele werkwoord min er
B
Hele werkwoord min re
C
Nous vorm in de présent min ons
D
Hele werkwoord

Slide 2 - Quiz

De uitgangen van de Imparfait:
A
e, es, e, ons, ez, ent
B
s, s, t, ons, ez, ent
C
onregelmatig
D
ais, ais, ait, ions, iez, aient

Slide 3 - Quiz

Welk woord bepaalt welke uitgang je moet gebruiken in de volgende voorbeelden:

1. Il allait toujours en France.
2. Nous étions à Paris.
A
1. Il 2. Nous
B
1. aller 2. être
C
1. toujours 2.à
D
1. France 2. Paris

Slide 4 - Quiz

Imparfait NF

(donner) zij (m) gaven

Slide 5 - Open question

Imparfait NF

(vendre) ik verkocht

Slide 6 - Open question

Imparfait NF

(faire) u deed

Slide 7 - Open question

Imparfait NF

(prendre) ik nam

Slide 8 - Open question

Imparfait NF

(vouloir) men wilde

Slide 9 - Open question

Imparfait NF

(être) jij was

Slide 10 - Open question

Hoe heet Imparfait in het Nederlands?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
voltooid verleden tijd
C
onvoltooid verleden tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quiz