Meer dan lezen §4-6

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Slide 1 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je het doel van een tekst herkennen en kun je bepalen voor welk publiek een tekst geschreven is.
 
Planning van de les:
- uitleg theorie
- aan de slag

Slide 2 - Slide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 3 - Slide

activeren
informeren
nieuw
nieuw

Slide 4 - Slide

PUBLIEK van een tekst


- Om het DOEL van een tekst te kunnen bereiken, moet de schrijver rekening houden met zijn PUBLIEK

Slide 5 - Slide

PUBLIEK van een tekst

Voor welk publiek een tekst bedoeld is, 

zie je aan:

- het onderwerp

- het taalgebruik

- de bron

- lay-out

Slide 6 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 1, 2 en 3 bladzijde 26-29
Tijd?         15 minuten, dan bespreken
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      ga verder met opdracht 4 en 7


timer
15:00

Slide 7 - Slide

Bespreken 1, 2, 3

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 4 en 7
Tijd?         15 minuten, dan bespreken
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      ga naar blz. 216 en maak puzzel 3


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Bespreken 4, 7

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Filmpje + opdracht 8

Slide 17 - Slide

Puzzelen!
Blz. 216, puzzel 3


Slide 18 - Slide

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

5-3

Slide 19 - Slide

Wat zijn tekstverbanden??
Geven verband aan tussen:
- alinea's
- zinnen
- woorden

Slide 20 - Slide

Welke hebben we al gehad?
- opsommend
- chronologisch
-tegenstellend
- toelichtend
- concluderend
- oorzaak-gevolg
- redengevend

Slide 21 - Slide

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst

Slide 22 - Slide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 

  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en/of alinea’s

Slide 23 - Slide

Opsomming
en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Ik hou van voetbal: ten eerste is het gezond, ten tweede ben je lekker buiten en je werkt samen aan de overwinning. 

Slide 24 - Slide

Tijd
voordat, nadat, eerst, daarna, vervolgens, wanneer, vroeger.

Voordat hij naar school gaat, poetst hij zijn tanden. 

Slide 25 - Slide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), maar

Deze vakantiebestemming is oké, maar ik vind de vorige bestemming veel leuker!

Slide 26 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Mijn broer speelt graag games, zoals Call of Duty en GTA. 

Slide 27 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Kortom, signaalwoorden en tekstverbanden zijn niet zo ingewikkeld als veel leerlingen vaak denken. 

Slide 28 - Slide

Oorzaak – gevolg
door, doordat, waardoor, te danken aan

Ik was veel te laat voor de les, doordat mijn zus de badkamer bezet hield en ik op haar moest wachten.

Oorzaak = wachten op zus
Gevolg = te laat in de les

Slide 29 - Slide

Redengevend
Want, omdat, daarom, vanwege, immers.

Ik hou van honden, omdat ze goed luisteren en je ze dingen kunt leren. 

Slide 30 - Slide

Nieuwe tekstverbanden

Slide 31 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, zodat

Zij leert elke avond voor haar autotheorie, zodat ze haar rijbewijs snel haalt. 

Doel = rijbewijs halen. Middel = elke avond leren

Slide 32 - Slide

Voorwaarde
Als... dan..., wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Als je goed luistert, dan weet je wat hij bedoelt. 

Slide 33 - Slide

Vergelijkend tekstverband
Mijn moeder is net zo sportief als Diana.
Twee stukjes tekst worden met elkaar vergeleken.
.......    is gelijk aan .....= ze zijn hetzelfde = overeenkomsten
(net als, even groot als, even klein als) 
......is niet gelijk aan.....  = ze zijn anders = verschillen
(anders dan, groter dan, kleiner dan, meer dan, minder dan , beter, slechter)

Slide 34 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 1 en 2 (blz. 35)
Tijd?         15 minuten, dan bespreken
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      ga verder met opdracht 3, 4 en 5
Ook klaar? Puzzel 3 en 4 (blz. 216/217)


timer
15:00

Slide 35 - Slide

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

6-3

Slide 36 - Slide

3 nieuwe tekstverbanden
Welke??

Slide 37 - Slide

Nieuwe tekstverbanden
doel-middel

voorwaardelijk

vergelijkend

Slide 38 - Slide

We bespreken opdracht 3 en 4

Slide 39 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 5 en 9
Tijd?         25 minuten = huiswerk!
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      puzzel 3 en 4 (blz. 216/217)
Ook klaar? ga naar §6, lees de theorie en maak 
                       opdracht 


timer
25:00

Slide 40 - Slide

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

12-3

Slide 41 - Slide

1e uur

Lezen

§6 Lay out - theorie

§6 opdracht 1 en 2 + bespreken
Start opdracht 3, 4, 5
2e uur

Opdracht 3, 4, 5 afmaken + bespreken

Wat te verwachten op de toets?

Vragen stellen

Slide 42 - Slide