Dag 3

Woorden
Thema 12:  Vriendschap
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woorden
Thema 12:  Vriendschap

Slide 1 - Slide

DAG 3
echt(e)
eerlijk(e)
elkaar
gek(ke)
genoeg
het gesprek
gewoon

Slide 2 - Slide

echt(e) (bnw)
  • 1) dat is waar
  • zin: De oudste vrouw van Nederland is 110 jaar. Dat is echt waar! 

  • 2) helemaal, niet iets anders
  • zin: De ring is van echt goud.
  • zin: Ik heb een echte Gucci tas.
15

Slide 3 - Slide

eerlijk(e) (bnw)
  • 1) het is geen smoesje, het is echt waar / niet liegen 
  • zin: Ik wil dat je eerlijk bent tegen mij.

  • 2) alle mensen krijgen hetzelfde
  • zin:  Ik verdeel het brood eerlijk.
16

Slide 4 - Slide

elkaar
  • 1) de een (en) de ander
  • zin: Omar en Anne kijken naar elkaar. (Omar kijkt naar Anne en Anne kijkt naar Omar.)

  • 2) de een (met) de ander - samen
  • zin: We praten met elkaar over de nieuwe woorden.
17

Slide 5 - Slide

gek
  • 1) raar; niet normaal
  • zin: Zij praat met bomen. Dat vind ik heel gek

  • 2) gek zijn op = heel leuk of lief vinden
  • zin: Bas is gek op Maria.

  • 3) te gek = heel leuk; heel mooi
  • zin: Ik vind mijn nieuwe tas helemaal te gek.
18

Slide 6 - Slide

genoeg
  • genoeg <--> te weinig

  • zin: Ik hoef niks meer te eten, ik heb genoeg gehad.
  • zin: Ik heb niet genoeg geld bij me. Kan ik van jou wat lenen? 
19

Slide 7 - Slide

het gesprek (znw)
  • een persoon praat met een andere persoon
  • in gesprek gaan = iemand is bezig met praten, bijvoorbeeld aan de telefoon

  • de conversatie; het babbeltje; het praatje

  • zin: Ik heb vanmiddag een gesprek met de docent. 
20

Slide 8 - Slide

gewoon
  • normaal

  • zin: Schoenen uitdoen in huis, is voor veel mensen heel gewoon
21

Slide 9 - Slide

Het is ............... waar. Ik lieg niet.
Ik ben ................

15/16
A
echt gesprek
B
echt eerlijk
C
eerlijk echt
D
aardig echt

Slide 10 - Quiz

Heb jij ................ gegeten?
Hij en ik zijn ............... klaar.
15/19
A
eerlijk gek
B
genoeg echt
C
genoeg eerlijk
D
eerlijk echt

Slide 11 - Quiz

Ik heb een ............... met mijn vriend.
Daarna gaan we met .............. fietsen.
16 + 20
A
elkaar gesprek
B
eerlijk elkaar
C
gesprek elkaar
D
gesprek echt

Slide 12 - Quiz

16
timer
1:30
Wat is eerlijk?

Slide 13 - Mind map

17/20
Wat hoort bij elkaar?
gesprek
elkaar

Slide 14 - Drag question

Op wie ben jij ................?
(verliefd)
18
A
gek
B
aardig
C
lief
D
boos

Slide 15 - Quiz

Maak een zin. Met de woorden:
willen (ww) / jij / gesprek
20

Slide 16 - Open question

Ik doe niet gek. Ik ben heel ..........
Hij doet een beetje raar.
Hij is heel ..............
21/18
A
gewoon gewoon
B
eerlijk gewoon
C
gewoon gek
D
gewoon gezellig

Slide 17 - Quiz