Schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Slide

Waarom moeten wij hierover leren?

Geef op de volgende slide aan waarom je volgens jou schooltaalwoorden zou moeten leren.

Slide 2 - Slide

schooltaalwoorden
...het nut...

Slide 3 - Mind map

Ronde 1
Welk schooltaalwoord werd weggelaten?

Slide 4 - Slide

Dát is lang geleden! ..... was ik nog maar een kind.


Slide 5 - Open question

Destijds
Dát is lang geleden gebeurd! ..... was ik nog maar een kind.
--> Toen, vroeger...


Slide 6 - Slide

Omdat je me al weken negeert, ...... ik jou niet meer als vriend.

Slide 7 - Open question

Beschouwen
Omdat je me al weken negeert, ...... ik jou niet meer als vriend.
--> Iets of iemand aanvoelen/beoordelen.

Slide 8 - Slide

Ik ..... niet dat jullie deze woorden allemaal al kennen.

Slide 9 - Open question

Veronderstellen
Ik ..... niet dat jullie deze woorden allemaal al kennen.
--> Iets aannemen als de waarheid.

Slide 10 - Slide

Wij gebruiken deze schooltaalwoorden toch nooit. Ze zijn voor ons echt niet ...... !

Slide 11 - Open question

Relevant
Ze zijn voor ons echt niet .....!
--> Belangrijk.

Slide 12 - Slide

Ik heb afgekeken tijdens de laatste toets.
.... natuurlijk, want niemand mag dat zien.

Slide 13 - Open question

Stiekem
.... natuurlijk, want niemand mag dat zien.
--> In het geheim iets doen wat niet mag.

Slide 14 - Slide

Ronde 2
Geef zelf een uitleg van het schooltaalwoord.

Slide 15 - Slide

Compenseren:
Gelukkig kan ik dit slechte cijfer bij een volgende toets compenseren

Slide 16 - Open question

Compenseren
Gelukkig kan ik dit slechte cijfer bij een volgende toets rechttrekken.
--> Een situatie rechttrekken door het anders/beter te doen.

Slide 17 - Slide

Moedwillig:
Hij deed dit echt niet per ongeluk, maar moedwillig.

Slide 18 - Open question

Moedwillig
Hij deed dit echt niet per ongeluk, maar met opzet.
--> Met opzet, opzettelijk.

Slide 19 - Slide

Motiveren:
Kun je motiveren waarom je te laat bent?
Een spel doen tijdens de les motiveert ons.

Slide 20 - Open question

Motiveren
Kun je onderbouwen waarom je te laat bent?
--> Onderbouwen, argumenten geven.
Een spel doen tijdens de les zet ons aan om aan de slag te gaan.
--> Aanzetten om iets te doen.

Slide 21 - Slide

Reconstrueren:
De politie probeerde de aanrijding te reconstrueren, op basis van de remsporen.

Slide 22 - Open question

Reconstrueren
De politie probeerde de aanrijding te opnieuw samen te stellen, op basis van de remsporen.
--> Opnieuw samenstellen.

Slide 23 - Slide

Ronde 3
Verbind een schooltaalwoord met de juiste betekenis.

Slide 24 - Slide

Weerleggen
Coördineren
Gevarieerd
Omstreden
Overzichtelijk
Uiteenlopend
Ervoor zorgen dat iets geregeld wordt.

Iets/iemand waarover de meningen verdeeld zijn.
Het tegendeel beweren.
Met veel afwisseling.
Helder gestructureerd.
Verschillend.

Slide 25 - Drag question

Motiveren
Relevant
Beschouwen
Reconstrueren
Moedwillig
Destijds
Veronderstellen
Toen, vroeger.
Iets of iemand aanvoelen/beoordelen.
Belangrijk.
Onderbouwen // Aanzetten tot iets.
Iets aannemen als de waarheid.
Opnieuw samenstellen.
Opzettelijk, met opzet.

Slide 26 - Drag question