Signaalwoorden

                           Signaalwoorden 
OT4A
13/02/2019
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

                           Signaalwoorden 
OT4A
13/02/2019

Slide 1 - Slide

Herhaling 
Wat voor tekstverbanden zijn er?

Slide 2 - Slide

Herhaling
Wat zijn in de volgende zinnen het signaalwoord en wat is het verband hiervan?
Herhaling
Geef in de volgende zinnen aan welk verband je ziet en schrijf ook het bijbehorende signaalwoord op.
1. Annet is kapster van beroep, Eerin ook.
2. Doordat ik cola over mijn boek had gegooid, kon ik de tekst niet meer lezen.
3. Popsterren zijn vaak erg rijk. Zo is zangeres Adele multimiljonair.
4. Daley Blind staat de volgende wedstrijd in de basis, mits hij fit genoeg is. 
5. Larissa haalt vast weer een 9 op haar wiskundeproefwerk. Ze is namelijk heel goed in dat vak. 

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht "herhaling"
  1. ook --> opsomming
  2. doordat --> oorzaak / gevolg
  3. zo --> voorbeeld / uitleg
  4. mits --> voorwaarde
  5. namelijk --> reden / argument

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
De wachtlijsten in de kinderopvang blijven stijgen. De sector heeft moeite met het vinden van personeel, onder meer door aangescherpte kwaliteitseisen. Daardoor is er steeds minder plek op de kinderdagverblijven.
-------------------------------------------------------------------------------------
Een van de oorzaken daarvoor zijn de aangescherpte regels in de kinderopvang die gelden sinds januari. .................................. mag een kinderleider nog voor maximaal drie baby's tot 1 jaar zorgen in plaats van vier.


Slide 5 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat? --> maken opgaven werkblad
  • Hoe? --> zelfstandig
  • Hulp? --> hand opsteken, docente komt bij je
  • Uitkomst? --> bespreken in de klas
  • Tijd? -->  10 min
  • Klaar? -->  signaalwoorden + tekstverband leren

Slide 6 - Slide

Antwoorden opdracht 1 
1. omdat --> reden / argument
2. toch --> tegenstelling
3. ook -- > opsomming
4. omdat --> reden / argument
5. ook --> opsomming
6. omdat --> reden / argument
7. bijvoorbeeld --> voorbeeld
8. maar --> tegenstelling 
9. namelijk --> reden / argument
10. namelijk --> reden / argument
11. en --> kan ook gezien worden als een opsommend tekstverband 

Slide 7 - Slide

Antwoorden opdracht 2
1. maar --> tegenstelling
2. ook --> opsomming
3. maar --> tegenstelling
4. nu --> tijd
5. maar --> tegenstelling
6. ook --> opsomming
7. doordat --> oorzaak / gevolg
8. ook --> opsomming
9. dus --> conclusie 
10. maar --> tegenstelling

Slide 8 - Slide

Memory spel 
  • Wat? --> memory spel
  • Hoe? --> in groepjes van 4
  • Hulp? --> theorie van het blad lezen / verbanden
  • Uitkomst? --> kort bespreken in de klas 
  • Klaar? --> speel het spel nog een keer maar dan zonder 'hulp'

Slide 9 - Slide

Afronding van de les
Wat hebben we gedaan?

Wat hebben we geleerd?

Slide 10 - Slide