This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Standpunten en argumenten
Slide 1 - Slide
Standpunt - argument
Standpunt: gefundeerde mening over actueel onderwerp
Argument: ondersteunt standpunt om iemand te overtuigen
Slide 2 - Slide
Ik vind dat school pas om 9u moet beginnen.
A
argument
B
standpunt
Slide 3 - Quiz
omdat leerlingen dan meer uitgeslapen en fitter zijn.
A
argument
B
standpunt
Slide 4 - Quiz
Stelling - conclusie
Stelling: standpunt --> argument
Conclusie: argument --> standpunt
Slide 5 - Slide
a. Die nieuwe roman las ik op twee avonden uit, daarom is het een erg goed boek.
A
stelling
B
conclusie
Slide 6 - Quiz
b. Mijn grootvader kan zeer slecht autorijden, hij heeft immers de voorbije weken twee ongelukken veroorzaakt.
A
stelling
B
conclusie
Slide 7 - Quiz
c. De verschillende lokale dialecten mogen niet uit het taalgebruik verdwijnen, want ze hebben een belangrijke historische waarde.
A
stelling
B
conclusie
Slide 8 - Quiz
d. Ik ben er absoluut van overtuigd dat lezen goed is voor je gezondheid, aangezien lezen zorgt voor een goede nachtrust en van lezen krijg je immers een brede kijk op de wereld.
A
stelling
B
conclusie
Slide 9 - Quiz
Signaalwoorden
stelling:want, immers, omdat, aangezien en doordat
conclusie: dus, daarom en vandaar
Slide 10 - Slide
want-daaromproef
Soms ontbreken de signaalwoorden -->
want-daaromproef om verschil tussen standpunt en argument te achterhalen
Slide 11 - Slide
want-daaromproef
achter want --> argument
achter daarom --> standpunt
Bv. - Zonnepanelen zijn een verantwoorde aankoop, want ze zijn milieuvriendelijk (argument)
- Die baby lacht de hele dag, daarom is het een vrolijke jongen. (standpunt)
Slide 12 - Slide
Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen
Slide 13 - Quiz
Signaalwoorden
van voorbeeld
Signaalwoorden
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook
Slide 14 - Drag question
Signaalwoord
Geen signaalwoord
maar
aan
worden
want
Hoewel
slecht
Slide 15 - Drag question
Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord: want
Signaalwoord
omdat
Signaalwoord:
echter
Signaalwoord:
maar
Slide 16 - Drag question
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 17 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?
Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 18 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden daardoor en zodat?
Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 19 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 20 - Quiz
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen