H17.4/5/6

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 6

Converteerbare obligatie

Converteerbare obligatielening

De obligatiehouder kan zijn obligaties, vaak met een bijbetaling, omruilen tegen aandelen. 

Conversieprijs = obligatie + bijbetaling

Zowel de uitgever als de obligatiehouder kunnen dit bepalen (afhankelijk van de gemaakte afspraken). 

Converteerbare obligatielening

• Lening waarvan de aflossing mogelijk niet in geld, maar in aandelen wordt gedaan
• Waarom geven ondernemingen een converteerbare obligatie uit in plaats van aandelen of een gewone obligatie? 
• Keuze kan bij onderneming of belegger liggen (gevolg?)

Conversiekoers

• Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 

Eén obligatie van € 1.000 nominaal kan met bijbetaling van € 200 worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers

Conversiekoers

• Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 

Eén obligatie van € 1.000 nominaal met bijbetaling van € 200 kan worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers

(1.000 + 200)/20= € 60              Gevolg? 

Conversiekoers

• Voorwaarden conversie staan in prospectus

Voorbeeld 

Eén obligatie van € 1.000 nominaal met bijbetaling van € 200 kan worden omgewisseld in 20 aandelen van nominaal € 50 per stuk

Bereken de conversiekoers

(1.000 + 200)/20= € 60              Gevolg? € 10 agio per aandeel 

18.4 leverancierskrediet

Herhaling

Hoe noem je de waarde waarvoor je een al bestaand aandeel kan kopen?

1. Nominale waarde
2. Nummerieke waarde
3. Koerswaarde
4. Emissiekoerswaarde

Hoeveel totaal dividend kan er uitgekeerd worden?

1. €1.000
2. €5.000
3. €750
4. €500

Hoeveel cash dividend kan er worden uitgekeerd?

1. €500
2. €250
3. €1.000
4. €750

Hoeveel stock dividend kan er worden uitgekeerd?
In aandelen.

1. 25 aandelen
2. 50 aandelen
3. 10 aandelen
4. 100 aandelen

Een NV plaatst €1.000.000 nominaal tegen een koers van €14 per aandeel van €10 nominaal. Hoeveel neemt de agioreserve toe?

1. €100.000
2. €400.000
3. €4.000
4. €1.400.000

De vaste activa van een onderneming stijgt in waarde. hierdoor ontstaat:

1. Winstreserve
2. Agioreserve
3. Herwaarderingsreserve

Een verschil tussen aandelen en obligaties is:

1. Aandelen worden op de beurs verhandeld en obligaties niet
2. De koers van een obligatie staat vast
3. Aandelen moeten worden terugbetaald en obligaties niet
4. Een obligatiehouder heeft geen zeggenschap

Een nadeel van een obligatielening (voor een bedrijf) is:

1. teveel mensen hebben zeggenschap
2. de interestkosten drukken de winst
3. het is een erg dure lening
4. Zowel antwoord A, B als C zijn goed.

18.4 leverancierskrediet

Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren).

Bijv: Jij bestelt nieuwe nike schoenen en je betaald deze pas over een maand

Voordeel: 

• kosten voor de leverancier zijn laag
  
• klantenbinding

Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.

Bijv: een restaurant bestelt een nieuwe voorraad drank en betaald deze pas over een maand. 

Voordeel:

• kosten zijn meestal lager dan bankkrediet
  
• risico voor de leverancier is kleiner dan voor de bank omdat de leverancier beter weet hoe de klant ervoor staat.
  

Korting contant

Wanneer de afnemer binnen een bepaalde tijd betaald mag hij een percentage van het te betalen bedrag aftrekken. 

aan de slag!

Opgave 17.7 + 17.10 af

§17.6 Afnemerskrediet

Herhaling

		Aandelenkap.	€200.000
		Agio reserve	€60.000
		Lening	€200.000
Totale activa	€460.000	Totale passiva	€460.000

1. EV = €60.000
2. EV = €200.000
3. EV = €260.000
4. EV = €460.000

Het eigen vermogen van Y nv is €250.000. Y nv heeft een geplaatst aandelen kapitaal van €150.000 met een nominale waarde van €30 per aandeel. Bereken de intrinsieke waarde per aandeel.

Een aandeel is een

1. Eigendomsbewijs
2. Schuldbewijs
3. Eigen vermogen
4. Vreemd Vermogen

§18.5 Afnemerskrediet

Afnemerskrediet (ook consumptief en productief)

De afnemer (de klant) verstrekt krediet aan de leverancier

Wanneer:

• Bij speciale orders (maatwerk) 
  
• Dienstverlenende bedrijven (bij wanbetaling kan je geen product terugvorderen)
  
• Opkopende handel (agrarische gewassen kweken voor de klant)
  

Boot wordt in fases gebouwd en iedere keer betaal je als klant een deel vooruit

Ezelsbruggetje: 

Bij leverancierskrediet doet de leverancier de eerste stap (leveren), bij afnemerskrediet doet de afnemer de eerste stap (betalen)

Een klant, een afnemer die nog moet betalen, noemen we ook wel een...?

1. Debiteur
2. Crediteur

Debiteuren/Crediteuren

• Debiteuren zijn jouw afnemers. Van hen moet jij later nog geld ontvangen.
• Crediteuren zijn jouw leveranciers. Aan hen moet je later nog geld betalen.

Leverancierskrediet vs afnemerskrediet

Woonboulevard (leverancier) en blij gezin (afnemer)

Gezin betaalt vooruit: afnemerskrediet

Woonboulevard levert bank, gezin

betaalt later: leverancierskrediet

LEVERANCIERSKREDIET

AFNEMERSKREDIET

Een consument die een koffiemachine heeft betaald maar deze is nog niet geleverd

Het pakketje van Zalando is al geleverd maar jij hebt nog niet betaald

De garage ontvangt nog geld van een ondernemer die zijn zakenauto kwam keuren

Je gaat uiteten en rekent direct na het etentje af

Een meubelzaak moet nog een bank leveren aan een klant, deze is vorige maand betaald

Het bedrijf heeft het bedrag ontvangen voor de aangekochte scooter maar nog niet geleverd

Jij ontvangt als onderneming afnemerskrediet. Welke post ontstaat er?

1. Debiteuren
2. Vooruitbetaalde bedragen
3. Crediteuren
4. Vooruitontvangen bedragen

Leverancierskrediet <-----------------> Afnemerskrediet

Eerst goederen,                                              Eerst geld,  

       dan geld                                                       dan goederen     

Nog te betalen bedragen,                        Vooruitbetaalde bedragen

Nog te ontvangen bedragen,              Vooruitontvangen bedragen

      

aan de slag!

Opgave 17.11 tot en met 17.15 (paragraaf 7 + 8 zelfdoorlezen +maken)

Zelf aan de slag