H3 les 2 Signaalwoord: reden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Spoorboekje

- Herhalen mening en argumenten

- Signaalwoorden van reden en conclusie

-Opdrachten maken

Argumenten

*Een reden waarom iets zo is. 

Bijv.: Ik heb het koud, want ik ben mijn jas vergeten. 

want = signaalwoord van reden. 

Ik vind die trui erg mooi

In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen

Mening

Feit

Justin Bieber is een goede zanger

Ik heb nu het vak Nederlands

Welk argument past beter bij: "Ik vind dat online lessen beter zijn dan normale lessen, omdat...."

Ik dat zo vind

je meer rust hebt tijdens het werken

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb te veel taart gegeten, daarom voel ik mij nu ziek."

1. Te veel
2. Nu
3. Daarom
4. Gegeten

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb mijn broertje de deur uitgeschopt, omdat hij zo vervelend is."

1. Vervelend
2. Omdat
3. Hij
4. Uitgeschopt

Wat is het signaalwoord in de zinnen: "Komt hij nog? Nee, hij is namelijk ziek."

1. Nog
2. Nee
3. Hij
4. Namelijk

We lezen samen opdracht 5 op blz. 164

Signaalwoorden

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Allereerst"

1. Reden
2. Opsomming
3. Tegenstelling
4. Voorbeeld

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Maar"

1. Reden
2. Opsomming
3. Tegenstelling
4. Voorbeeld

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Omdat"

1. Reden
2. Opsomming
3. Tegenstelling
4. Voorbeeld

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Zoals"

1. Reden
2. Opsomming
3. Tegenstelling
4. Voorbeeld

Extra instructie: Verwijswoorden (opdr 9)

Verwijswoorden verwijzen naar een woord of deel van een zin.
Denk aan: Die, daar, dat, hij

Zet op de plek van het verwijswoord: Wie/Wat/Waar
De antwoord op die vraag is waar je verwijswoord naar toe verwijst.

De koning en de koningin gaven een feest.  Zij kregen hier veel kritiek op.

Zij = verwijswoord
Vraag = Wie kregen hier veel kritiek op? --> De koning en de koningin
Zij verwijst naar de koning en de koningin

Je moet meer bewegen, want DAT is gezond.
Waarnaar verwijs DAT?

1. Je
2. meer bewegen
3. bewegen
4. gezond

Wanneer gaan de nieuwe regels in? DEZE gaan na de vakantie in?
Waarnaar verwijst DEZE?

Aan de slag!

Je gaat maken opdracht 5 - 7 -8 - 9

Amine en Anouk maken ook vraag 6

Ben je klaar dan ga je online verder oefenen of je werkt aan hoofdstuk 3.1 & 3.2