This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Verkleinwoorden
Nieuw Nederlands
7e editie
Cursus 7 spelling
Paragraaf 5 verkleinwoorden
Slide 1 - Slide
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.
Denk aan:
Boom
Wandeling
Huis
Stoel
Koning
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je leert vandaag hoe je verkleinwoorden moet spellen.
Slide 3 - Slide
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandig naamwoorden.
In het Nederlands worden erg vaak verkleinwoorden gebruikt.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Let op!
Soms moet je bij zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ng de -g veranderen in -k.
Bijvoorbeeld bij:
Koning -> koninkje
Ketting -> kettinkje
Slide 6 - Slide
Dus:
Verkleinwoorden maak je door -je achter het woord te zetten, maar soms moet je er andere letters aan toevoegen om het goed te laten klinken: -pje, -tje of -etje .
Heel soms moet je bij -ng de letter -g veranderen in een -k.
Slide 7 - Slide
Wat is het verkleinwoord? Laptop
Slide 8 - Open question
Wat is het verkleinwoord? School
Slide 9 - Open question
Wat is het verkleinwoord? Fiets
Slide 10 - Open question
Welk woord klopt niet? Wij eten vanavond poffers! Je weet wel, van die minipannenkoekjes.