Ze lopen naar de keuken.
In de keuken is een deur naar het balkon.
Op het balkon staan twee stoelen.
'Wat een mooi bankon,' zegt Paula.
'Balkon,' zegt Paul, 'niet bankon.'
Paula luistert niet. Ze gaat zitten en ze kijkt naar beneden.
'Wat een mooie grote tuin,' zegt ze.