• Vissen • Amfibieën • Reptielen• Vogels • Zoogdieren
Zoek bij elke klasse een plaatje van het dier die erbij hoort. Zet bij elk plaatje de informatie van de volgende dingen:
1. Wat voor huid (schubben, slijm, veren of haren)
2. Lichaamstemperatuur (warm of koudbloedig)
3. Ademhalingsorganen (kieuwen, logen, huid)
4. Manier van voortplanten (Levendbarend of wat voor ei)
Schrijf bij elk plaatje ook een kort verhaal wat de leefomgeving is van het gekozen dier (50 woorden)
Als je een gewervelde hebt gekozen bij de opdracht van les 1, kun je die ook bij deze opdracht gebruiken.