Als de zin uit twee of meer hoofdzinnen bestaat, spreken we van een nevenschikking.
De ene zin is hierbij geen zinsdeel(stuk) van de hoofdzin. De zinnen zijn gelijkwaardig aan elkaar.
Hoofdzinnen worden samengevoegd met een nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of.
Ik ga eerst mijn opleiding afmaken en daarna ga ik een wereldreis maken.