This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Bonjour !
- Zet je camera aan
- Leg je telefoon naast je, we gaan het gebruiken
Fijne les!
Slide 1 - Slide
Aujourd'hui
- Grammatica uitleg
- Oefeningen 9 en 10
Leerdoel : Jullie begrijpen hoe de persoonlijke voornaamwoorden werken .
Slide 2 - Slide
Grammatica
Wat is een persoonlijk voornaamwoord ?
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.
Bijvoorbeeld :
"Hij" in plaats van Jan in de zin : Hij is lang
"Hun" in de zin : Ik geef hun een boek
Slide 3 - Slide
Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans.
Zonder p. vnw.
Met p. vnw.
Les français aiment les courts métrages.
Ils aiment les courts métrages.
Fransen mensen houden van korte films.
Ze houden van korte films.
Slide 4 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans.
NL
Frans
Voorbeeld
Ik
Je
J'aime les courts métrages.
Jij
Tu
Tu aimes les courts métrages.
Hij / Zij
Il / Elle
Elle aime les courts métrages.
Wij
Nous
Nous aimons les courts métrages.
Jullie / U
Vous
Vous aimez les courts métrages.
Zij
Ils / Elles
Ils aiment les courts métrages.
Slide 5 - Slide
Welke p. v.n.m moet je gebruiken in het Frans voor "Mon frère et moi"
Slide 6 - Open question
Welke p. v.n.m moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"
Slide 7 - Open question
Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in het Frans.
Zonder p. vnw.
Met p. vnw.
Il regarde le film.
Il le regarde.
Hij kijkt naar de film.
Hij kijkt naar het
Slide 8 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans.
NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jan me regarde.
jou / je
te, t'
Jan te regarde.
hem / haar
le, l'
la, l'
Jan le / la regarde.
ons
nous
Jan nous regarde.
jullie / u
vous
Jan vous regarde.
hen / hun / ze
les
Jan les regarde.
Slide 9 - Slide
Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Je"
Slide 10 - Open question
Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"
Slide 11 - Open question
Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp in het Frans.
Zonder p. vnw.
Met p. vnw.
Je donne un livre à Adrien.
Je lui donne un livre.
Ik geef een boek aan Adrien.
Ik geef hem een boek.
Slide 12 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans.
NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jan me donne un livre.
jou / je
te, t'
Jan te donne un livre.
hem / haar
lui
Jan lui donne un livre.
ons
nous
Jan nous donne un livre.
jullie / u
vous
Jan vous donne un livre.
hen
leur
Jan leur donne un livre.
Slide 13 - Slide
Welke p. v.n.m als meewerkend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Il"
Slide 14 - Open question
Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"
Slide 15 - Open question
Tips
Om te weten welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken, moet je goed kijken naar de functie van het woord in de zin: is het een onderwerp, een lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp?
Je kunt het meewerkend voorwerp herkennen doordat het in de (originele) zin begint met het voorzetsel à.
Slide 16 - Slide
Tips
Voorbeeld :
"J'offre un cadeau à Adrien" --> Je lui offre un cadeau
"J'envoie un message à Louis" --> Je lui envoie un message
Slide 17 - Slide
Plaats in de zin
Als er in de zin een heel werkwoord staat, dan staat het persoonlijk voornaamwoord voor het hele werkwoord.
Ce film va sûrement me plaire.
Deze film zal me vast bevallen.
Slide 18 - Slide
Plaats in de zin
Als er in de zin geen heel werkwoord staat, dan staat het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm, ook bij de ontkenning
Ce film m’a bien plu.
Deze film is mij goed bevallen.
Ce film ne m’a pas plu.
Deze film is mij niet bevallen.
Slide 19 - Slide
Is de zin juist of niet?
"Il me va offrir un cadeau"
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Plaats in de zin
"Il va m'offrir un cadeau"
Slide 21 - Slide
Is de zin juist of niet?
"Il m'a offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Is de zin juist of niet?
"Il me n'a pas offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Plaats in de zin
"Il ne m'a pas offert un cadeau"
Slide 24 - Slide
Oefeningen
Met de digitale methode moeten jullie oefening 9 en 10 (pagina 12 en 13) doen.
9a : Jullie moeten uitzoeken waar het vetgedrukte woord naar verwijst en wat voor persoonlijk voornaamwoord het is.
9b : Jullie moeten het goede persoonlijk voornaamwoord kiezen.
Slide 25 - Slide
Oefeningen
9c : Jullie moeten de zinnen herschrijven met het goede persoonlijke voornaamwoord in plaats van de onderstreepte woorden.
10a : Jullie moeten de persoonlijke voornaamwoorden vertalen.
10b : Jullie moeten de vragen beantwoorden met persoonlijke voornaamwoorden.
Slide 26 - Slide
Oefeningen
10c : Hier moeten jullie het gesprek invullen met 1 van de 2 ww voor elke afbeelding.
Huiswerk voor morgen : Grammatica A leren (Pagina 11) en Vocabulaire A (pagina 40) van Frans naar Nederlands leren