H3 01.10.2021

Willkommen
Freitag 01.10.2021
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Willkommen
Freitag 01.10.2021

Slide 1 - Slide

Heute
  • Video über Radfahren
  • Neues Grammatik-Thema: Personalpronomen
  • Aufgaben machen 
  • Zeit für die Hausaufgaben
  • Eventuell: Aufgabe 12.3 (Hören)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Personalpronomen
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

Ziele
Ich kann die Personal Pronomen benutzen
(ik kan de persoonlijke voornaamwoorden toepassen)

Slide 5 - Slide

Was sind Personalpronomen?

Slide 6 - Slide

Die Personalpronomen
ich
du
er, sie, es
wir
ihr 
sie/ Sie

Slide 7 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
zij/U
jullie
wij
hij/zij/het
jij
ik

Slide 8 - Drag question

(jullie) seid toll!
A
wir
B
ihr

Slide 9 - Quiz

Wo bist (jij)
A
du
B
es

Slide 10 - Quiz

(hij) ist nett
A
er
B
sie
C
es

Slide 11 - Quiz

Sabina wohnt
Sabina is hetzelfde als...
A
du
B
er
C
sie
D
es

Slide 12 - Quiz

Opa ist alt
Opa is hetzelfde als...
A
er
B
sie
C
es
D
ich

Slide 13 - Quiz

Ich, Kim und Sabine essen
Ich, Kim und Sabine zijn hetzelfde als..
A
ihr
B
wir
C
sie

Slide 14 - Quiz

Kurze Wiederholung:
Wat weet je nog van de naamvallen?

Slide 15 - Slide

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Naamvallen zijn dus eigenlijk gewoon:
A
werkwoorden
B
zinsdelen
C
zelfstandige naamwoorden
D
persoonlijke voornaamwoorden

Slide 19 - Quiz

nog een keer:
Naamvallen zijn eigenlijk ' gewoon'  zinsdelen:
1ste naamval = het onderwerp
3de naamval = het meewerkend voorwerp
4de naamval = het lijdend voorwerp

Slide 20 - Slide

Weet je nog hoe we de zinsdelen in een zin vinden?

gezegde?
onderwerp?
lijdend voorwerp?
meewerkend voorwerp?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aufgabe 12.3 (Hören)

Slide 23 - Slide

Personalpronomen
Aufgabe 9.4

Slide 24 - Slide