taaldorp herhaling

taaldorp herhaling

woorden en zinnen herhalen

taaldorp wat moeten jullie precies doen

afloop taaldorp

groepen maken

Wie zijn jullie op de markt

1. klant
2. verkoper

Wie zijn jullie in de kledingwinkel?

1. klant
2. verkoper

Wie zijn jullie in het cafe?

1. klant
2. medewerker

Wat moeten jullie doen bij de routebeschrijving?

1. naar de weg vragen
2. weg beschrijven

Gehe entlang der Ampel

1. Gaan aan de ampel
2. Ga langs het stoplicht
3. Gaan langs de stoplicht
4. Ga aan de stoplicht langs

Ich habe einen Stadtplan dabei.

1. Ik heb een plattegrond bij me.
2. Ik heb een stadtplan bij me.
3. Ik heb een platte bij me.

Kreisverkehr

1. kreisverkeer
2. kruispunt
3. rotonde
4. kruising

geradeaus

1. geraduit
2. rechtdoor
3. linksdoor
4. rechtsdoor

Gehe erst ... dann...

1. Ga eerst... dan...
2. Geh eerst... dan...
3. Geh erst... dann
4. Ga erst... dan...

Ich bin an der Reihe.

Ich nehme ein Pfund Karotten.

Sind die im Angebot?

1. Zin deze in de angebod?
2. Zijn die in de aangebod?
3. Zijn die in de aangebood?
4. Zijn die in de aanbieding?

Kann ich das eben anprobieren?

Wie viel kostet

Der Rest ist für Sie?

Kann ich die Rechnung bekommen?

1. Kan ik de rekening krijgen?
2. Kan ik de rechning krijgen?
3. Kan ik de rekening bekomen?
4. Kan ik de rechning bekomen?

Können Sie das wiederholen?

Ist der Apfelkuchen frisch?

1. Is de apfeltaart vers?
2. Is de appeltaart vers?
3. Is de apfeltaart vris?
4. Is de appeltaart vris

3 mei:

- kledingwinkel

- routebeschrijving

- op de markt

- cafe en snackbar

Kleding

- overleg 2 dingen, die je wilt kopen

- Denk aan:

maat

kleur

paskamer

betalen

Op de markt

- groentes en fruit leren

- Denk aan:

pond en kilo, of 2 en 3 stuk

vragen naar prijs, aanbieding en tas

Routebeschrijving

- woorden leren

langs de gracht

rechtsaf, linksaf

rechtdoor

dan ben je er

enzovoort

in een cafe

- 1 drank en 1 gerecht

- Denk aan:

tafel vrij, of gereserveerd

aantal personen

naar de rekening vragen

fooi

afloop taaldorp

Pro Gruppe bekommt einen Zeitabschnitt -> selbstständig in den Raum gehen

4 Stationen, 4 Lehrer

Hilfekarten, wenn man nicht mehr weiter weiß

groepjes maken

4 personen in een groep

1 van de groep naar voren

4 thema's bij taaldorp