Uitleg zu, nach, in

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Willkommen!

Lernziel

Aan het eind van de les kan je:

-de verschillende betekenissen van naar noemen

-de verschillende vormen van "naar" juist toepassen

-de regels benoemen

naar:

in (bij vaste uitdrukking, landen met een ldiwoord) 

nach (steden, landen zonder lidwoord, richting) 

zu (mensen en gebouwen, dingen)

in

in die Disko gehen*

in das Kino gehen

in die Türkei gehen*

bij landen met een lidwoord

in die Türkei, in die Schweiz, in die Niederlande

vaste combinaties

in die Kirche, in die Disko, ins Schwimmbad

nach

nach links

nach rechts

nach Deutschland

nach Italien

(nach Hause gehen)

zu

zu meiner Freundin

zu dem/zum Supermarkt

zu einem Freund

(zu Hause/zuhause sein)

Wir fahren ... die Schweiz

1. nach
2. in

An den Ampeln fahren Sie .. links.

1. zu
2. nach

Wir sind um 7 Uhr ... Hause.

1. zu
2. nach

Ich gehe ... der Kasse.

1. zu
2. nach

Ich fahre morgen ... Amsterdam.

1. in
2. nach
3. zu

Wie komme ich ... dir?

1. nach
2. zu

zuhause/zu Hause

1. thuis
2. naar huis

Wir fahren (naar) ... der Schule.

Ik fahre (naar) ... Maastricht.

Er geht (naar) ... seiner Freundin.

Kommst du mit (naar) ... Kino?

ZUM is een samenvoeging van:

INS is een samenvoeging van:

ZUR is een samenvoeging van: