in nach zu E card

Naar: in, nach en zu 
Het woordje naar kan op 3 manieren vertaald worden:
in
nach 
zu

Wanneer gebruik je welk woord?




1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Naar: in, nach en zu 
Het woordje naar kan op 3 manieren vertaald worden:
in
nach 
zu

Wanneer gebruik je welk woord?




Slide 1 - Slide

 in
Bij landen met een lidwoord
Ich fahre in die Schweiz.
Das Flugzeug fliegt in die Turkei.

Bij vaste combinaties en bij gebouwen waar je in gaat
Ich gehe in die Disko / in die Schule.
ich gehe in die Stadt / ins Kino.




Slide 2 - Slide

nach
Bij steden en landen zonder lidwoord
Ich fahre nach Berlin. Ich fahre nach Deutschland.

bij richtingen
nach links - nach rechts - nach oben

naar huis = nach Hause



Slide 3 - Slide

 zu 

bij personen
zu mir
zu meiner Oma

Slide 4 - Slide


Sabine geht ... (naar huis).
A
nach Hause
B
zu Hause

Slide 5 - Quiz

Ich gehe ..... rechts
A
zu
B
nach

Slide 6 - Quiz


Ich fahre dieses Wochenende ..... Berlin.
A
zu
B
zum
C
nach
D
in

Slide 7 - Quiz

Gehst du mit ..... Kino?
A
nach
B
zu
C
ins
D
in

Slide 8 - Quiz

Gehst du mit .... Disko?
A
nach
B
zu
C
in die
D
in

Slide 9 - Quiz


Wir fliegen morgen .... die Türkei.
A
im
B
zur
C
in
D
zum

Slide 10 - Quiz

Ich gehe ...... meinen Freunden.
A
nach
B
zu

Slide 11 - Quiz