Taaltrap 18-2 Het verkeer

Taaltrap 18-2

Het verkeer
bladzijde 190
het verkeer
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taaltrap 18-2

Het verkeer
bladzijde 190
het verkeer

Slide 1 - Slide

de tankwagen
de jeep

Slide 2 - Slide

de bromfiets
de motor

Slide 3 - Slide

de scooter
de benzinepomp

Slide 4 - Slide

de snelweg
de brug

Slide 5 - Slide

het stoplicht
het verkeerslicht
het verkeersbord

Slide 6 - Slide

de tunnel
de caravan

Slide 7 - Slide

meervoud
meestal    -en
  • fietsen
  • borden
  • stoplichten
  • bruggen
  • wegen
  • pompen
soms   -s
  • sleutels
  • scooters
  • wagens
  • tunnels
onthouden
  • stations
  • jeeps
  • caravans

Slide 8 - Slide

zetten
leggen
missen
wonen
werken
praten
tekenen
bellen
ik heb gezet
ik heb gelegd
ik heb gemist
ik heb gewoond
ik heb gewerkt
ik heb gepraat
ik heb getekend
ik heb gebeld

Slide 9 - Slide

ik heb gezet
ik heb gelegd
ik heb gemist
ik heb gewoond
ik heb gewerkt
ik heb gepraat
ik heb getekend
ik heb gebeld
hij heeft gezet
hij heeft gelegd
hij heeft gemist
hij heeft gewoond
hij heeft gewerkt
hij heeft gepraat
hij heeft getekend
hij heeft gebeld

Slide 10 - Slide

De laatste trein
bladzijde 192 in je boek
18.11 de laatste trein

Slide 11 - Slide

Wat is het meest gebruikte vervoersmiddel in Nederland?
A
auto
B
bus
C
trein
D
fiets

Slide 12 - Quiz

Wat lijkt wel op een brommer?
A
auto
B
fiets
C
scooter
D
motorfiets

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen een tram en een trein?
A
Een tram rijdt sneller dan een trein.
B
Een tram rijdt op rails in de stad, een trein rijdt tussen steden.

Slide 14 - Quiz

Welk vervoersmiddel wordt vaak gebruikt naar verre landen te reizen?
A
scooter
B
auto
C
vliegtuig
D
fiets

Slide 15 - Quiz

18.14 luisteren
De flessenbrief
bladzijde 194
18.14 luisteren

Slide 16 - Slide

Dictee
Luister naar de woorden en schrijf ze op.
het verkeer

Slide 17 - Slide

  18.16      Schrijven
Schrijf een kaart aan een vriend of vriendin 
over hoe je het hier in Nederland vindt.

Schrijf ook het adres op de kaart.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video