BVVJ 1.6 Roken en blowen

Roken en blowen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Roken en blowen

Slide 1 - Slide

Waarom roken mensen eigenlijk?

Slide 2 - Slide

Van roken kun je...
A
geestelijk afhankelijk worden
B
zowel geestelijk als lichamelijk afhankelijk worden
C
lichamelijk afhankelijk worden

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende stoffen in sigarettenrook is verslavend?
A
nicotine
B
koolmonoxide
C
teer
D
alle drie

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

  • Nicotine: versnelt de hartslag en werkt bloeddruk verhogend.
  • Teer: kan meer dan 4000 verschillende stoffen bevatten. Hiervan zijn er minstens 70 kankerverwekkend.
  • Koolmonoxide: neemt in je bloed de plaats van zuurstof in, waardoor je bloed minder zuurstof kan vervoeren. Je prestatievermogen gaat direct omlaag.

Slide 6 - Slide

Waterpijp
- Koolstofmonoxide
- Hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en vermoeidheid
- Flauwvallen

Slide 7 - Slide

Wat weet je van blowen?

Slide 8 - Mind map

Blowen
- Roken van hasj of wiet
- Beide zijn vormen van cannabis
- De stof waar je high of stonded van wordt heet THC
- Bij het roken van een joint komt 5x meer teer vrij dan bij een sigaret

Slide 9 - Slide

Wiet en hasj
Wiet komt van de groenbruine toppen van de plant en voor hasj wordt de hars van de bloemtoppen gebruikt. De hars bevat meer THC, een van de belangrijkste werkzame stoffen in hasj en wiet.

Slide 10 - Slide

cannabis:
- wiet of hasj
- werken verdovend: je wordt er relaxed van
- kan hallucinerend werken
- verslavend
- kan leefstijlziekten veroorzaken
- kan er minder vruchtbaar van worden

Slide 11 - Slide

Korte termijn effecten


Lange termijn effecten

Versnelde hartslag, lagere bloeddruk, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid,
angst, verminderde concentratie en geheugenproblemen
verslaving, slapeloosheid, somberheid en concentratieproblemen.

Verhoogde kans op een psychische stoornis (psychose)

Slide 12 - Slide

Verslaafd: 
Je kunt niet stoppen met een genotmiddel
Lichamelijk verslaafd: 
Als je stopt met een genotmiddel krijg je lichamelijke klachten.
Dit zijn afkickverschijnselen, zoals hoofdpijn, trillen en zweten.
Je lichaam wil eigenlijk niet zonder het middel.
 
Geestelijk verslaafd.
Je denkt dat je niet zonder genotmiddel kan. Je voelt je niet prettig.
Je kunt alleen maar aan het genotmiddel denken.

Sociaal verslaafd.
Je mist het contact met de mensen met wie je een genotmiddel gebruikt.

Slide 13 - Slide

Drugs kunnen opwekkend, verdovend of hallucinerend zijn...
  • opwekkend: je hebt het gevoel dat je meer energie hebt, je kunt langer doorgaan;
  • verdovend: je reactievermogen neemt af, je voelt ook minder pijn;
  • hallucinerend: je neemt dingen op een andere manier waar, je ziet, hoort en ruikt dingen die er niet echt zijn.

Slide 14 - Slide

drugs = stoffen waardoor je gevoelens en gedrag veranderen

Er zijn verschillende soorten drugs:
- verdovende middelen (ontspannen, slaperig): heroine, GHB en slaapmiddelen
- stimulerende middelen (wakker, actief): cocaine en XTC
- bewustzijnsveranderende middelen (hallucineren): cannabis en paddo's



Slide 15 - Slide

XTC:
- meestal pillen
- geeft energie: je lichaam wordt moe, maar je merkt het niet
- uitputting/bewusteloosheid
- kan verslavend zijn
- slecht voor je hersenen
- soms schadelijke stoffen in pillen (laat het testen!!)


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Tips om nee te zeggen
- Nee zeggen en een reden geven. Bijvoorbeeld: ''Nee, ik wil niet beginnen met roken omdat het je ziek kan maken.''

- Negeren of over een ander onderwerp beginnen. Geef aan dat je het vervelend vindt dat de ander aandringt.

- Weggaan. Blijft de persoon aandringen? Loop dan gewoon weg. 

Slide 19 - Slide

Sigaretten zijn...
A
opwekkend
B
verdovend
C
hallucinerend

Slide 20 - Quiz

Blowen is...
A
opwekkend
B
verdovend
C
hallucinerend

Slide 21 - Quiz

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Stelling: Eens/oneens + Leg je antwoord uit.

'Experimenteren met drugs zoals wiet en lachgas hoort bij de puberteit'.

Slide 23 - Open question