Bespreking opdrachten Hardy-Weinberg - Zie "opdrachten" in Teams
1 / 24
next
Slide 1: Slide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
7.5 deel 2
Genetic drift & Gene flow
Bespreking opdrachten Hardy-Weinberg - Zie "opdrachten" in Teams
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
vraag 1
Met de regel van Hardy Weinberg kunnen berekeningen worden uitgevoerd met betrekking tot frequenties van allelen en genotypen in een populatie. De regel is toepasbaar in situaties die aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Noem vier van die voorwaarden.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
vraag 2
PTC (= phenyl thio carbamide) is een stof met een bittere smaak. Het vermogen om PTC te kunnen proeven is erfelijk bepaald. Twee allelen spelen een rol: T voor proeven en t voor niet proeven. Deze eigenschap beïnvloedt de voortplantingskansen niet. Het blijkt dat 70% van de wereldbevolking PTC kan proeven.
Bereken de frequentie waarmee allel T en die waarmee allel t in de wereldbevolking voorkomt. Geef je antwoord in twee decimalen.
Slide 8 - Slide
antwoord vraag 2
70% kan PTC proeven, deze mensen hebben TT of Tt.
Volgens de formule zijn dit de TT+2Tt individuen
30% heeft tt, oftewel q2=0,30
Om q te berekenen doe je de wortel van 0,30, dat is 0,55
Je weet ook dat p + q=1, dus p = dan 0,45
Slide 9 - Slide
vraag 3
Bij bepaalde schapenrassen is het allel voor de aanwezigheid van horens bij mannetjes dominant, maar bij vrouwtjes recessief. In een steekproef van 300 vrouwelijke schapen uit een populatie van schapen van zo'n ras, werden 75 gehoornde individuen gevonden. De populatie verkeert in (Hardy Weinberg) evenwicht met betrekking tot deze eigenschap.
Bereken welk percentage van de vrouwelijke schapen in deze populatie
heterozygoot is.
Slide 10 - Slide
Wat is het percentage van de vrouwelijke schapen dat in deze populatie heterozygoot is?
Slide 11 - Open question
antwoord vraag 3
75 vrouwtjes hebben hoorns, zij zijn hh
dat zijn dan 75 van 300: 75/300 = 0,25 hh = q2
Dan is q de wortel van 0,25 dus q = 0,5
p+q=1 dus p is dan ook 0,5
Nu moet je het % heterozygoten nog berekenen met 2pq
2pq= 2 x 0,5 x 05= 0,5 = 50%
Slide 12 - Slide
vraag 4
Houd de punt van je tong tussen je lippen, krul de zijkanten van je tong omhoog en steek zo je tong uit. 36% van de Nederlanders kan geen gootje met de tong vormen. Ze zijn homozygoot recessief (tt). 64% kan wel gootje met de tong vormen.
Bereken het percentage Nederlanders dat heterozygoot is voor de allelen van deze eigenschap, er van uitgaande dat de populatie in Hardy-Weinberg-evenwicht is
Slide 13 - Slide
Way is het percentage Nederlanders dat heterozygoot is?
Slide 14 - Open question
antwoord vraag 4
36% kan geen gootje vormen, zijn zijn tt, dus q2= 0,36 en dus q=0,6
Dat betekent bij p+q= 1, dat p = 0,4
Het % dat heterozygoot is, is dan 2pq, dus x 2x0,6x0,4= 48%
Slide 15 - Slide
Vraag 5
De 5 vwo leerlingen van het Petrus Canisius College in Alkmaar deden een monitor onderzoek naar de vacht van katten in Alkmaar en omgeving.
Er werden 4 allelen onderzocht: Kortharig (l), langharig (L), wit (W) en gekleurd (w). In totaal werden 400 katten op verschillende locaties bekeken.
Het linker getal op het kaartje betreft steeds de frequentie van het allel voor kortharig (allel l), het rechter getal is de frequentie van het allel voor gekleurd (allel w).
In Heiloo is de frequentiebepaling gebaseerd op 70 katten.
Wat is de frequentie van het allel voor langharig in Heiloo?
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Antwoord vraag 5
Kortharig in Heilo: 0,93 = q
Dan is langharig 1-0,93= 0,07 = p
Slide 18 - Slide
Vraag 6
Bereken met behulp van de wet van Hardy-Weinberg het aantal witte katten in die groep van 70 uit Heiloo. Rond af op gehele getallen. Schrijf ook je berekening op.
Slide 19 - Slide
Antwoord vraag 6
In Heilo is de frequentie voor gekleurd allel: 0,96 = q
Dan is frequentie voor wit allel: 1-0,96= 0,04 = p
Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B.
Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is? Afronden op 2 decimalen.
Slide 21 - Slide
Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is? Afronden op 2 decimalen.
Slide 22 - Open question
Antwoord vraag 7 (extra)
Wat is de frequentie van genotype AaBB?
Aa?
a=0,6 q=0,6 en p=0,4 en 2pq = 2(0,4x0,6) = 0,48
BB?
b=0,2 q=0,2 en p=0,8 en p2= 0,8x0,8 = 0,64
frequentie AaBB = 0,48 × 0.64 = 0.3072 en dus 0,31