20221013 DVLG221AH niveau 2 leerjaar 2 oefenexamen

Nederlands
DVLG221AH
donderdag 13 oktober 2022
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands
DVLG221AH
donderdag 13 oktober 2022

Slide 1 - Slide

Planning DVLG221AH

1. CENTRAAL EXAMEN LEZEN & LUISTEREN – LOCATIE SPORTLAAN – 90 MINUTEN: 14 november 2022

2. EXAMEN SCHRIJVEN – LOCATIE HOFSTRAAT – 60 MINUTEN: nog niet bekend.

3. EXAMEN SPREKEN – LOCATIE HOFSTRAAT – PRESENTATIE 4-6 MINUTEN: nog niet bekend.

4. EXAMEN GESPREKKEN – LOCATIE HOFSTRAAT – GESPREK 6-8 MINUTEN: nog niet bekend.

                       Onderdeel LEZEN & LUISTEREN:                              50% eindcijfer Nederlands
                       Onderdeel Schrijven, spreken en gesprekken: 50% eindcijfer Nederlands




Slide 2 - Slide

vanaf 01-10:

  • Boek niet gekocht of mee?
  • Licentie (studiemeter) niet aangekocht?

Dan kun je niet meedoen met de les.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Terugblik op 03-10:
  • Verkleinwoorden

Slide 5 - Slide

Verkleinwoorden (1v4)
  • Bij veel zelfstandige naamwoorden kunnen we het verkleinwoord maken door er -je, -tje, -pje of -etje achter te zetten.
*-je -> mensje, koekje, *-tje -> touwtje, aardbeitje, *-pje -> raampje, probleempje, *-etje -> balletje, biggetje

 -Let erop dat je bij -etje soms een verdubbeling van de medeklinkers krijgt.

Slide 6 - Slide

Verkleinwoorden (2v4)
  • Wanneer het woord eindigt op /ng/, gebruiken we -kje of -etje voor het verkleinwoord.
Koning -> koninkje en ring -> ringetje

  • Soms verandert de klinker wanneer je een verkleinwoord maakt:
Blad -> blaadje, glas -> glaasje, vat -> vaatje en schip -> scheepje

Slide 7 - Slide

Verkleinwoorden (3v4)
  • Woord wat eindigt op een lange klinker dan de klinker verdubbelen bij het verkleinwoord:
Oma -> omaatje, café -> cafeetje, taxi -> taxietje, auto -> autootje en 
paraplu -> parapluutje: Let erop dat /é/ /ee/ wordt en /i/ /ie/.

  • Als het woord eindigt op een enkele /y/ die als /ie/ wordt uitgesproken, of op een /u/ die als /oe/ wordt uitgesproken, gebruiken we een apostrof.
Tiramisu -> tiramisu´tje en baby -> baby´tje

Slide 8 - Slide

Verkleinwoorden (4v4)
  • Als het woord een afkorting, een letter of een cijfer is, gebruiken we een apostrof.
A4 -> A4´tje, m -> m´etje en 5 -> 5´je.

  • Als een woord eindigt op een /e/ die we niet uitspreken, laten we de /e/ in het verkleinwoord weg.
Giraffe -> girafje en blessure -> blessuretje.


  • Als een woord al eindigt op een /d/ of een /t/, dan schrijven we -je.
Biscuit -> biscuitje en *boulevard -> boulevardje.

Slide 9 - Slide

10-10: Lesdoelen

  • Oefenexamen Lezen en Luisteren

Slide 10 - Slide

10-10: Zelfwerktijd: Oefenexamen 2F – versie 2
                

Studiemeter > Lesmateriaal > 
examencoach Nederlands >   2F – versie 2

of een volgende versie als jij deze al af hebt.


                          
              








timer
1:30:00

Slide 11 - Slide

10-10: Terugblik
  • Oefenexamen Lezen en Luisteren

Slide 12 - Slide