Oefenen Opbrengsten vs Ontvangsten & Kosten vs uitgaven

Oefenen H3 + H4
Wat zijn opbrengsten? 
Wat zijn ontvangsten
Wat zijn kosten? 
Wat zijn uitgaven?
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen H3 + H4
Wat zijn opbrengsten? 
Wat zijn ontvangsten
Wat zijn kosten? 
Wat zijn uitgaven?

Slide 1 - Slide

1. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 2 - Quiz

1. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
50.000
B
20.000
C
30.000
D
70.000

Slide 3 - Quiz

1. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 4 - Quiz

2. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 5 - Quiz

2. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
1.452
B
1.200
C
121
D
100

Slide 6 - Quiz

2. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 7 - Quiz

2. Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
1.452
B
1.200
C
121
D
100

Slide 8 - Quiz

3. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 9 - Quiz

3. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 10 - Quiz

3. Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
1.000
B
83,33
C
1.210
D
100,83

Slide 11 - Quiz

4. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

4. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
18.000
B
21.780
C
3.000
D
250

Slide 13 - Quiz

4. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 14 - Quiz

4. Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
3.600
B
3.000
C
300
D
250

Slide 15 - Quiz

5. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 16 - Quiz

5. Wat is het bedrag dat er in januari ontvangen moet worden?
A
800
B
2.400
C
968
D
2904

Slide 17 - Quiz

5. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 18 - Quiz

5. Wat is het bedrag dat er in januari aan opbrengsten wordt gemaakt?
A
800
B
2.400
C
968
D
2904

Slide 19 - Quiz

6. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 20 - Quiz

6. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
6.000
B
7.260
C
2.000
D
2.420

Slide 21 - Quiz

6. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 22 - Quiz

6. Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
2.000
B
6.000
C
500

Slide 23 - Quiz

7. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 24 - Quiz

7. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
50.000
B
40.000
C
60.500
D
48.400

Slide 25 - Quiz

7. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 26 - Quiz

8. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 27 - Quiz

8. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
2.480
B
2.160
C
2.000

Slide 28 - Quiz

8. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 29 - Quiz

8. Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
2.480
B
480
C
160
D
40

Slide 30 - Quiz

9. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 31 - Quiz

9. Wat is het bedrag dat er in januari betaalt moet worden?
A
Nettoloon: 20.000 Loonheffing: 15.000
B
Nettoloon: 20.000 Loonheffing: 20.000
C
Nettoloon: 20.000 Loonheffing: 15.000 Vakantiegeld: 2.400

Slide 32 - Quiz

9. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 33 - Quiz

9.Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten wordt gemaakt?
A
60.000
B
40.000
C
20.000
D
15.000

Slide 34 - Quiz

10. Is dit een ontvangst, uitgave of geen van beide voor de maand januari?
A
Ontvangst
B
Uitgave
C
Geen van beide

Slide 35 - Quiz

10. Wat is het bedrag dat er in januari ontvangen moet worden?
A
121.000
B
133.100
C
108.900
D
169.400

Slide 36 - Quiz

10. Zijn dit kosten, opbrengsten of (geen van) beide voor de maand januari?
A
Kosten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 37 - Quiz

Wat is het bedrag dat er in januari aan kosten/opbrengsten wordt gemaakt?
A
Kosten: 84.000 Opbrengsten: 110.000
B
Kosten: 84.000 Opbrengsten: 140.000
C
Kosten: 66.000 Opbrengsten: 110.000
D
Kosten: 66.000 Opbrengsten: 140.000

Slide 38 - Quiz