- De woordspin laat zien dat de woorden een betekenisverbinding hebben.
- Een woordparachute bovenaan de parachute komt een categorienaam en daaronder hangen de
woorden die in de categorie thuishoren (bijv. vervoersmiddelen: auto, fiets, brommer, etc.).
- De woordkast: in de kast kunnen tegenstellingen staan of is er de mogelijkheid om bijbehorende kenmerken op te sommen en een duidelijke plek te geven (bijv. dag – nacht of cultuur – natuur).
- De woordtrap: in een trap worden woorden gerangschikt langs een bepaalde dimensie, bijv. grootte (vijver, meer, zee, oceaan), frequentie (nooit, soms, vaak, altijd)f rangschikken in de tijd (afscheid nemen, vertrekken, op weg zijn, aankomen).