3.1 Hoe betaal je?

H3 De bank en jouw geld
Paragraaf 3.1 Hoe betaal je?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 De bank en jouw geld
Paragraaf 3.1 Hoe betaal je?

Slide 1 - Slide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Slide

geld

Slide 3 - Mind map

Leerdoelen 3.1
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
  • Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
  • Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
  • Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen.
  • Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.

Slide 4 - Slide

Ruilen
  • Als je een product ruilt tegen een ander product, noem je dat directe ruil
  • Maar meestal is het handiger om een goed of dienst te ruilen voor geld. Geld is een makkelijk ruilmiddel.
  • Een ruilmiddel zoals geld is pas geschikt als je erop kunt vertrouwen dat anderen het accepteren.
  • Ruilen met geld noemen we indirecte ruil.

Slide 5 - Slide

Geldfuncties
Geld heeft drie verschillende geldfuncties:
  1. Ruilmiddel
  2. Spaarmiddel
  3. Rekenmiddel
Je hebt chartaal geld en giraal geld.
Met giraal geld kun je elektronisch betalen

Slide 6 - Slide

Saldo
Giraal geld is onzichtbaar. Daarom is het handig om geregeld je Saldo te checken. Rood staan is duur, want over een debetsaldo betaal je een hoge rente.
Saldo bereken je als volgt:

Slide 7 - Slide

Je kunt nu
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
  • Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
  • Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
  • Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen.
  • Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.

Slide 8 - Slide

Begrippen paragraaf 3.1 
  • Geldfuncties
  • Chartaal geld
  • Giraal geld
  • Saldo

Slide 9 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 3.1:  2, 4, 6, 8, 10 en 11
Maken Rekenopdrachten: 2 en 3
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 3.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 3.1 

 

timer
25:00

Slide 10 - Slide