What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Leesvaardigheid
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Een tekst kan op verschillende manieren worden ingeleid.
- Welke manier wordt in alinea 1 gebruikt?
A
Er worden voor de tekst belangrijke vragen gesteld.
B
De aanleiding wordt genoemd.
C
Mening schrijver wordt gegeven.
D
Er wordt een samenvatting gegeven.
Slide 2 - Quiz
Waarom heeft de internationale natuurorganisatie IUCN de giraffe op de zogenoemde Rode Lijst van beschermde diersoorten gezet?
A
Er zijn meer olifanten op aarde dan giraffen.
B
Het aantal giraffen in het wild is flink afgenomen.
C
Het jagen op giraffen neemt toe.
D
Mensen zijn zich er niet van bewust dat giraffen uitsterven
Slide 3 - Quiz
In alinea 4 staat “Maar laten we niet met ons vingertje zwaaien.”
- Welke twee zinnen uit de tekst geven voorbeelden van waarom wij niet met ons vingertje moeten zwaaien?
A
“Mensen zijn zich er niet van bewust dat ze stilletjes uitsterven” (alinea 3)
B
“Wij knallen hier ganzen van het weiland, omdat ze voor een tientje schade aanrichten.” (alinea 4)
C
“Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd” (alinea 5)
D
“Opeens liepen overal mensen rond met mutsen en jassen met giraffenprint.” (alinea 5)
Slide 4 - Quiz
“Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd”, merkt Dekkers venijnig op.” (alinea 5)
Wat weet je door deze opmerking zeker over Dekkers?
A
Hij is boos over deze actie van dierentuinen.
B
Hij is teleurgesteld door deze actie van dierentuinen.
C
Hij is verdrietig door deze actie van dierentuinen.
D
Hij voelt zich ongelukkig door deze actie van dierentuinen.
Slide 5 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Een tekst kan op verschillende manieren worden ingeleid.
- Welke twee manieren gebruikt de schrijver in alinea 1?
Schrijf in de uitwerkbijlage alleen de letters op.
De schrijver
A
geeft vooraf een belangrijke conclusie over het onderwerp van de tekst.
B
geeft zijn eigen mening over het onderwerp weer.
C
introduceert een voor de tekst belangrijke persoon.
D
stelt een voor de tekst belangrijke vraag.
Slide 8 - Quiz
In alinea 2 staat “Kun je tegen een duwtje?”
Waar vraagt deze zin naar?
naar de vraag of iemand
A
een financiële tegenvaller kan opvangen
B
geleerd heeft om met geld om te gaan
C
toe durft te geven dat hij een financieel probleem heeft
Slide 9 - Quiz
Eef van Opdorp zegt in de tekst: “Geld gaat vaak niet over geld, maar over gedrag”.
Welke zin uit alinea 3 geeft hiervoor bewijs?
A
“Het zijn vragen die een veel grotere rol spelen.”
B
“Als je voor een dubbeltje bent geboren, word je niet snel een kwartje - al zijn er altijd uitzonderingen.”
C
“Belangrijk: kinderen luisteren niet naar wat volwassenen zeggen, maar kijken naar wat ze doen.”
D
“Hoe moet een twaalfjarige zelf zijn geld verdienen?”
Slide 10 - Quiz
In alinea 4 staat “Dat geldt overigens voor iedereen...”.
Waarnaar verwijst het woord ‘dat’?
A
dat armoede stress veroorzaakt
B
dat door stress je denkvermogen beperkt wordt
C
dat iedereen geldproblemen kan hebben
D
dat iedereen last krijgt van stress
Slide 11 - Quiz
In alinea 6 staat “Dat is een grote groep bevoorrechte mensen.”.
Wat wordt hiermee bedoeld? Deze mensen hebben
A
genoeg geld.
B
lang gestudeerd.
C
vooroordelen over arme mensen.
Slide 12 - Quiz
Welk advies wordt in alinea 7 gegeven?
A
Geef mensen met geldproblemen vooral persoonlijke begeleiding.
B
Houd digitaal bij welke mensen geldtekort hebben.
C
Onderneem sportieve activiteiten als je geldzorgen hebt.
D
Zorg dat je taalvaardig genoeg bent om een formulier in te vullen.
Slide 13 - Quiz
Op welke manier sluit de laatste alinea de tekst af?
A
A door een advies te geven hoe je kunt leren om met geld om te gaan
Slide 14 - Quiz
Op welke manier sluit de laatste alinea de tekst af?
A
door een advies te geven hoe je kunt leren om met geld om te gaan
B
door een conclusie te trekken over de manier waarop ouders zelf met geld omgaan
C
door een plan voor scholen aan te bieden over hoe ze lessen rondom geld kunnen vormgeven
D
door te waarschuwen voor het gevaar van te veel geld uitgeven
Slide 15 - Quiz
Wat is het belangrijkste doel van deze tekst?
De lezer
A
kennis te laten maken met de budgetexpert Eef van Opdorp.
B
te informeren over de oorzaken en gevolgen van geldproblemen.
C
te overtuigen dat een advies van een budgetcoach voor iedereen goed zou zijn.
D
te waarschuwen dat jongeren van nu zuiniger met hun geld moeten omgaan.
Slide 16 - Quiz
More lessons like this
Oefenexamen Basis 2019
July 2020
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
BB 4 examen Nederlands 2019 vraagstelling
November 2020
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
hst 5 laatste les voor toets
June 2021
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
theorie tekst
September 2024
- Lesson with
24 slides
Formatieve toets leesvaardigheid
December 2020
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
Hoofdzaken en bijzaken
October 2022
- Lesson with
18 slides
Dutch
Secondary Education
4M CSE 2016-II
April 2017
- Lesson with
21 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Examentraining
2014 KB tv 2 Nederlands
April 2017
- Lesson with
43 slides
by
www.lessonup.io
Examentraining