This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
2mh wk23
Slide 1 - Slide
laatste les voor repetitie hst 5
Slide 2 - Slide
Vandaag
Oefenen lezen
Oefenen woordenschat
Oefenen formuleren
Oefenen spelling
Slide 3 - Slide
LEZEN
Theorie hst 5:
Om de betrouwbaarheid van een tekst te checken moet je kritisch lezen.
Slide 4 - Slide
Waar let je op als je kritisch leest?
Slide 5 - Mind map
KRITISCH LEZEN = ...
Kritisch lezen betekent: letten op de deskundigheid van de schrijver, het doel van de tekst en de bron (waar je de informatie vond: krant, website of boek).
Als je een tekst kritisch leest, denk je goed na over wat je leest en bedenk je ook wat je eigen mening over het onderwerp is.
Slide 6 - Slide
TEKST LEZEN: De giraffe, een ‘foutje in de evolutie’ op de Rode Lijst
Slide 7 - Slide
Hoe wordt deze tekst in de eerste alinea ingeleid?
A
Met de aanleiding voor het schrijven van de tekst
B
Met een belangrijke vraag
C
Met een samenvatting van de tekst
D
Met een anekdote
Slide 8 - Quiz
"Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd", merkt Dekkers venijnig op.
Wat weet je door deze opmerking zeker over Dekkers?
A
Hij is boos over deze actie van de dierentuinen
B
Hij is teleurgesteld over deze actie van de dierentuinen
C
Hij is verdrietig over deze actie van de dierentuinen
D
Hij voelt zich ongelukkig over deze actie van de dierentuinen
Slide 9 - Quiz
Wat is het doel van deze tekst?
A
Lezers informeren of bedreigde diersoorten
B
Lezers overtuigen dat het erg is dat het slecht gaat met de giraffe
C
Lezers informeren over de giraffe en het dier in het zonnetje zetten
D
Lezers overhalen in de dierentuin de giraffe te bewonderen
Slide 10 - Quiz
Bij welk testverband horen de signaalwoorden omdat, daarom en want?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
opsomming
D
reden
Slide 11 - Quiz
Welk van deze signaalwoorden hoort bij het tekstverband opsomming?
A
maar
B
dus
C
bovendien
D
echter
Slide 12 - Quiz
WOORDENSCHAT
Wat zijn samenstellingen?
Slide 13 - Slide
Maak twee samenstellingen met het woord FIETS. Eén van 2 en één van 3 delen.
Slide 14 - Open question
Welk woord is een samenstelling?
A
ongeldig
B
geldtekort
C
vergelding
D
geldig
Slide 15 - Quiz
Formuleren
Trappen van vergelijking
stellende trap
vergrotende trap'
overtreffende trap
Slide 16 - Slide
Noteer de vergrotende trap van duur.
Slide 17 - Open question
Noteer de overtreffende trap van hilarisch.
Slide 18 - Open question
Welke zin is correct?
A
Je broer is volgens mij net zo lief dan jou.
B
Je broer is volgens mij net zo lief als jou.
C
Je broer is volgens mij net zo lief dan jij.
D
Je broer is volgens mij net zo lief als jij.
Slide 19 - Quiz
Welke zin is correct?
A
Kun jij net zo goed wakeboarden als je buurjongen?
B
Kun jij net zo goed wakeboarden dan je buurjongen?
Slide 20 - Quiz
Spelling
verkleinwoorden & nog iets..
Slide 21 - Slide
Maak verkleinwoorden van de volgende woorden. Zet er steeds een komma en spatie tussen. riem, bal, afdaling, puppy, coupé
Slide 22 - Open question
Kies de juiste spelling
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
Slide 23 - Quiz
Kies de juiste spelling
A
stiekem
B
stiekum
Slide 24 - Quiz
Kies de juiste spelling
A
caramel
B
karamel
Slide 25 - Quiz
Tot slot... Hoe kun je leren?
Alle online gewone oefeningen
Alle online extra oefeningen
Leeroverzicht op Teams
Slide 26 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd en ga je sowieso niet vergeten?