formuleren: losstaand zinsgedeelte + oefenen toets

Formuleren (6)
4 havo
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Formuleren (6)
4 havo

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
- Weet je wat een losstaand zinsgedeelte is.
- Kun je onjuist begrensde zinnen herkennen en verbeteren


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Zinnen onjuist begrenzen
  • Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. In samengestelde zinnen staat er vaak een komma tussen de delen van de zinnen.


  • Losstaand zinsgedeelte
  • Zinnen aan elkaar plakken (dit hoef je NIET te leren)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Losstaand zinsgedeelte (1)
  • Een bijzin die losstaat van de zin waar hij in hoort.


  • Iedere arts zal je adviseren om in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan. Omdat je dan snel een verkoudheid oploopt en misschien wel griep krijgt.

  • Oplossing: koppel de losstaande bijzin aan de hoofdzin waar hij in hoort.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Losstaand zinsgedeelte (1)
  • Als je zin begint met een voegwoord (bv omdat), dan moet je er een zin van maken.


  • Bijv. Hij wacht nog even met het kopen van een scooter. Omdat hij nog niet genoeg gespaard heeft.


  •  ….. , omdat hij …..

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Oefenen
Verbeter de foute zinnen. Is een zin goed? Noteer dan 
'geen fout'

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verbeter de zin:

In 2005 verlieten 1957 uitgeprocedeerde asielzoekers vrijwillig ons land. Terwijl 1323 mensen gedwongen werden uitgezet.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

De regering heeft de WWIK afgeschaft, wat inhoudt dat veel kunstenaars geen geld meer krijgen van de overheid als ze niet meer genoeg verdienen met kun kunstwerken, moeten ze op zoek naar andere bronnen van inkomsten.

Slide 9 - Open question

incongruentie (3) de media lopen
Verbeter de zin:
Tegenwoordig wordt er geen beroep meer gedaan op de fantasie van het kind. Waardoor het wel illusieloos en depressief moet worden.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Voorbereiding toets
Op Magister.me, Nederlands, periode 4, stijl vind je:
  • uitlegfilmpjes + online opdrachten
  • samenvatting van de stof
  • oefentoets + antwoorden
  • alle gegeven lessen in Lessonup

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Welk van de onderstaande zinnen is
een tautologie?
A
Jack weet altijd alles zo goed.
B
Rob is niet echt slim
C
Ik lees goeie boeken, zoals bijvoorbeeld 'Harry Potter'.
D
Ally A heeft zijn nieuwste nummer online gegooid

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Tautologie en pleonasme

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is de tautologie?
A
blij en verheugd
B
heden en verleden
C
groen gras
D
uren op jou te wachten

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin bevat geen tautologie?
A
Ik zou nooit ofte nimmer daaraan meedoen.
B
Vijf uur huiswerk maken per dag is de uiterste limiet.
C
We hebben verschillende soorten thee zoals bijvoorbeeld muntthee
D
Ik ben haast bijna op school.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan haar heb ik echt een hekel aan.
A
Dubbele ontkenning
B
Onjuiste herhaling
C
Contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin is sprake van een onjuiste herhaling?
A
Voordat ik naar school ging, heb ik mijn kleren aangedaan.
B
Na het ontbijt heb ik mijn tandengepoetst.
C
Op zo'n partij zou je ook niet op moeten stemmen.
D
Toen ik naar buiten ging, begon het te regenen.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin staat een onjuiste herhaling?
A
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
B
Tijdens het gala werd Peter tot beste coach en Marijke en Petra tot meest sportieve speelsters uitgeroepen
C
Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.
D
Deze man is depressief omdat hij door herinneringen uit het verleden wordt gekweld.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een contaminatie?
A
Printen
B
Optelefoneren
C
Door elkaar halen
D
Opnieuw

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is een contaminatie?
A
overblijven
B
uitdrukkingen
C
nachecken
D
langzaam treuzelen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een contaminatie?
A
Ik heb het reeds twee keer gedaan.
B
Niemand doet het dagelijks vaker.
C
Zal ik het overnieuw doen?
D
Ik doe het nooit meer zo.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende uitdrukkingen is een contaminatie?
A
verexcuseren
B
spijt betuigen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Foutieve samentrekking of niet?

Ik heb een fiets gekregen en uitgeprobeerd op mijn verjaardag.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke foutieve samentrekking?
Ik zet koffie en op tafel.
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Foutieve samentrekking of niet?

De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

ONTDEK DE FOUT:
Wij hebben nooit geen problemen.
A
Dubbele ontkenning
B
Fout in spelling bij 'prooblemen'
C
Verkeerd verwijswoord
D
Er mist een woord

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het meisje die ons hielp, ken ik nog van vroeger.
A
goed verwijswoord
B
fout verwijswoord

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Nadat de ministers beëdigd zijn, kan het publiek hen op het bordes bewonderen.
A
goede verwijswoord
B
foute verwijswoord

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Het meisje dat ons hielp ken ik nog van vroeger.
A
goede verwijswoord
B
foute verwijswoord

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hij irriteert zich eraan dat hij de fout niet kan ontdekken.
A
pleonasme
B
contaminatie
C
tautologie
D
fouten met verwijswoorden

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

"Die mevrouw waarnaast ik in de bus zat, vergat haar tas, die in het bagagerek lag"

Welk verwijswoord is fout?

A
haar
B
die (mevrouw)
C
die
D
waarnaast

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Verbeter de zin.
Zeker 91 procent van de leerlingen willen weer lessen op school volgen.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Verbeter de zin.
De docenten werden een taartje beloofd.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions