M/K 1 - week 5 (voca + bron F, chap 2) (week 5 m1b)

Plattegrond ZM1B
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Plattegrond ZM1B

Slide 1 - Slide

Plattegrond ZM1A

Slide 2 - Slide

Plattegrond ZK1B

Slide 3 - Slide

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 4 - Slide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 5 - Slide

Programme - semaine 5
Leerdoelen (les objectifs d'apprentissage)
Aan het einde van de les:
  • Kan ik een tekst over winkelen begrijpen.
  • Ken ik woorden over het thema eten en drinken.
Voorkennis activeren
Vocabulaire 
Lire F
Exercices
Evaluatie


Slide 6 - Slide

Voorkennis activeren
Dernier cours ?


Slide 7 - Slide

Herhaling
Vocabulaire leçon 1:
1. aimer: houden van
2. préférer: liever hebben
3. adorer: dol zijn op
4. détester: een hekel hebben aan
5. manger: eten

Slide 8 - Slide

Herhaling
Vocabulaire leçon 2:
6. acheter: kopen 
7. préparer: voorbereiden, maken
8. tu veux: je wilt
9. aider: helpen
10. chercher: zoeken

Slide 9 - Slide

Grammaire: werkwoorden op -er

Slide 10 - Slide

Voorkennis activeren
Dernier cours ?


Slide 11 - Slide

Werkwoorden op -er

Elles ........... (trouver)
A
trouvent
B
trouve
C
trouvons
D
trouvez

Slide 12 - Quiz

Werkwoorden op -er

Je .......... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 13 - Quiz

Werkwoorden op -er

Vous .......... (manger)
A
mange
B
manger
C
manges
D
mangez

Slide 14 - Quiz

Wat betekent het werkwoord ''avoir'' ?
A
Zijn
B
Hebben
C
Gaan
D
Doen/maken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het werkwoord ''être'' ?
A
Zijn
B
Hebben
C
Gaan
D
Doen/maken

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:

manger
A
eten
B
liever hebben
C
drinken
D
hekel

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:

détester
A
iets mogen
B
houden van
C
een hekel hebben aan
D
liever hebben

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:

aimer
A
hekel hebben
B
liever hebben
C
drinken
D
houden van

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:

adorer
A
helpen
B
liever hebben
C
dol zijn op
D
houden van

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:

acheter
A
eten
B
liever hebben
C
drinken
D
kopen

Slide 21 - Quiz

Wat betekent:

chercher
A
helpen
B
zoeken
C
kiezen
D
eten

Slide 22 - Quiz

Uitgangen werkwoorden - er
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
+ent
+ons
+es
+ez
+e
+e

Slide 23 - Drag question

Vocabulaire leçon 3:
11. trouver: vinden
12. regarder: kijken (naar)
13. demander: vragen
14. parler: praten
15. marcher: lopen

Slide 24 - Slide

Vocabulaire leçon 4: (week 6)
16. entrer: binnenkomen
17. rester: blijven
18. refuser: weigeren
19. le rendez-vous: de afspraak
20. le magasin: de winkel

Slide 25 - Slide

Corriger les devoirs
Chapitre 2: Bron D

p.72-74





Slide 26 - Slide

Chapitre 2

Slide 27 - Slide

Herhaling
Werkwoorden op -er
Werkwoord avoir
Werkwoord être

Slide 28 - Slide

Lire F - chapitre 2
Au travail!

Slide 29 - Slide

Exercices maken
  • Zelfstandig maken: 23, 24 blz. 80-82

  • Déjà fini? (al klaar): opdracht 'werkwoorden op -er'


(Klassikaal: 25abc, 26ab blz. 82-83)
timer
20:00

Slide 30 - Slide

Exercices maken (herhaling)
  • Zelfstandig maken: opdracht werkwoorden op -er

  • Déjà fini? (al klaar): vocabulaire leren van leçon 3



Slide 31 - Slide

Corriger les exercices - Lire F

Slide 32 - Slide

Les devoirs pour le prochain cours...
Grandes Lignes - Chapitre 2:

  • Exercices: afmaken
  • Apprendre vocabulaire leçon 1, 2 & 3 + Quizlet


Slide 33 - Slide

Evaluatie
Noem 'deux mots' die je hebt onthouden uit de les.

''Kan ik een tekst over winkelen begrijpen ?
Ken ik woorden over het thema eten en drinken ?''

Slide 34 - Slide

Evaluatie

Wat heb je deze les geleerd? Heb je nog vragen?

Slide 35 - Open question