hin 3TB herhaling woordsoorten

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Doe je boek alvast open
    op bladzijde 86.



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. Woordsoorten herhalen. 
2. Morgen toets woordsoorten. 
3. Herhaling voegwoord en voorzetsel. 
4. Aan de slag
5. Vragen en evaluatie



In deze les gaan we

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De lesdoelen
  • Je weet waar de paragraaf grammatica woordsoorten over gaat.
  • Je weet wat woordsoorten zijn.
  • Je kunt verschillende woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Oefentoets bespreken
Vragen stellen Meer dan lezen -
Extra uitleg of aan de slag 
Woensdag toets over 
Meer dan lezen 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welkom
Pak ook je iPad, 
etui, pen en log in op deze LessonUp. 


timer
3:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

6.2
Dit is boek voor  kader, basis ziet er iets anders uit maar krijgt dezelfde onderdelen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Aantekeningen
Schrijf de volgende aantekeningen over in je schrift.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Woordsoorten

Een zin is opgebouwd uit losse woorden. Al die woorden horen bij een woordsoort.


Aan het eind van deze les ken de je nieuwe woordsoorten voegwoord en voorzetsel en kun je ze benoemen.

We herhalen ook de woordsoorten die je al kent.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Het voorzetsel (vz)
een voorzetsel geeft een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.

Zo herken je een voorzetsel: 
* Je kunt een vz voor een  lw +zn zetten:
De vogel vloog tegen het raam.

* Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel
Yolanda / gaat / naar de sportschool

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Let op!
let op scheidbare werkwoorden.

De trainer legt de spelregels uit.

Legt uit > uitleggen.

Uit is hier dus geen voorzetsel. Maar een werkwoord.  

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Trucje
kun je het woord voor 'de vakantie' of 'de kast' zetten?

Dan is het een voorzetsel!

M.u.v. scheidbare werkwoorden.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

het voegwoord
voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

pizza of hamburger.
de zware training en de spannende wedstrijd
{Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen.}

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Briefje of gedichtje schrijven 
Jullie gaan vandaag  een verhaaltje of gedichtje schrijven.  Zorg ervoor dat de volgende woordsoorten in je gedicht staan: een of meer werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, voegwoorden en voorzetsels. 

Je mag zelf bedenken waarover je schrijft. 
 Straks draai ik aan het rad en laat iemand zijn verhaal of 
gedicht voorlezen. 


Als jouw gedicht af is, maak je de oefentoets. 
timer
10:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Gedicht of kaartje voorlezen 
Wie wil zijn gedicht of kaartje voorlezen? 



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Heb je nog vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat
Oefentoets woordsoorten afmaken en nakijken. 
Hoe
Op een toetsblaadje. 
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
5 minuten.

Uitkomst
Je kunt woordsoorten herkennen.
We gaan het na vijf minuten bespreken.
Klaar
Hierna gaan we de toets klassikaal nakijken en kun je vragen stellen. 

timer
5:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oefentoets nakijken
Daarna krijg je je zakelijke brief terug 

en gaan we die kort bespreken. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Heb je nog vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De theorie over woordsoorten beheers ik nu.
-110

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Ik zou nu al een proeftoets over woordsoorten kunnen maken.
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

Heb je nog vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Quiz
even oefenen met de woordsoorten die je tot nu toe gehad hebt!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
een
C
nu
D
het

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..
A
vz
B
zn
C
ww
D
lw

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voegwoord?

Wil je een appel of een peer?
A
een
B
wil
C
of
D
je

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
zie ppt!

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Welke zelfstandig naamwoorden zie je hier? 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ā€˜naamā€™ aan ā€˜zelfstandigeā€™ dingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig naamwoord

Slide 36 - Slide

Tijdens deze fase richt je de aandacht van de leerlingen op de lesstof en activeer je de voorkennis.

Welke bijvoeglijk naamwoorden zie je hier? 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 38 - Slide

This item has no instructions

De gele, nieuwe bank
Een gele nieuwe bank
De lieve, zachte pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembad.
Een vol, klein zwembad.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Einde van deze les!
Je weet nu:
  • Waar de paragraaf  grammatica woordsoorten over gaat.
  • Wat woordsoorten zijn?
  • Hoe je woordsoorten kunt herkennen.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Einde les

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

De lesdoelen
  • Je weet waar de Cursus grammatica woordsoorten over gaat.
  • Je weet wat woordsoorten zijn.
  • Je kunt werkwoorden herkennen.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions