Onderwerp les 21 1ta

Grammatica les 21
Pak je leesboek en start met lezen

Opdrachten persoonsvorm bespreken
Instructie 
Oefenen
Aan het werk
Bespreken
timer
5:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica les 21
Pak je leesboek en start met lezen

Opdrachten persoonsvorm bespreken
Instructie 
Oefenen
Aan het werk
Bespreken
timer
5:00

Slide 1 - Slide

De persoonsvorm
herhaling
  • Wat voor woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft alle pepernoten opgegeten?
A
Wie
B
heeft
C
alle pepernoten
D
opgegeten

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wanneer ben jij jarig?
A
Wanneer
B
ben
C
jij
D
jarig

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm - Nakijken
4 a pakt T1
b moet
c mochten
d doe
e hebben
f heeft
g zit
3. a zag, vt
b valt, tt
c moeten, tt
d werd, vt
e verlaagt, tt
f hebben, tt
g doe, tt
h verpestte, vt

Slide 7 - Slide

Doel van de les
Je weet wat het onderwerp van een zin is

Je kunt het onderwerp in een zin vinden


Slide 8 - Slide

De oma fietst.

Slide 9 - Slide

De kinderen bakken koekjes.

Slide 10 - Slide

De boom groeit.

Slide 11 - Slide

Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin

Dan vraag je
WIE / WAT + persoonsvorm?

Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
  • De jongen gaat naar school
  • De persoonsvorm = gaat


  • Wie/wat + pv = onderwerp --> Wie/wat + gaat
  • Wie gaat (naar school?)


  • Onderwerp = de jongen

Slide 13 - Slide

Even samen oefenen 

Schrijf de opdrachten op je wisbordje!

Slide 14 - Slide

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 19 - Quiz

Die puzzel heeft wel 5000 stukjes.

Slide 20 - Open question

Wanneer komen Sint en Piet in Nederland?

Slide 21 - Open question

Die ene leerling uit 1L heeft dit weekend een voetbalwedstrijd gewonnen.

Slide 22 - Open question

Aan de slag
Maken les 21 opdracht 4,5,6


Lesboek blz. 46 en 47

Klaar? Theorie doorlezen, woorden les 20 en 21 doornemen

timer
15:00

Slide 23 - Slide

Ik kan het onderwerp in een zin vinden...
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll