Zinsdelen 1.0

Welkom
Herhaling theorie zinsdelen (pv + zinsdelen)
Zelf werken 
Uitleg onderwerp 



1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom
Herhaling theorie zinsdelen (pv + zinsdelen)
Zelf werken 
Uitleg onderwerp 



Slide 1 - Slide

Stap 1: persoonsvorm (PV)
Wat is de persoonsvorm?

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Slide

Stap 1: persoonsvorm (PV)
Dezelfde zin, drie manieren om deze te vinden:

Na het zesde lesuur mogen de leerlingen naar huis.

Slide 3 - Slide

Stap 1: persoonsvorm (PV)
1. De tijdproef (tt-vt)
Na het zesde lesuur mochten de leerlingen naar huis.

2. De vraagproef
Mogen de leerlingen na het zesde lesuur naar huis?

3. De persoonsproef (ev-mv)
Na het zesde lesuur mag de leerling naar huis.

Slide 4 - Slide

Stap 2: zinsdelen

Slide 5 - Slide

Stap 2: zinsdelen
De zinsdeelproef: probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kan zetten.  Alles wat je voor de persoonsvorm kan zetten, is een zinsdeel. 

Doe dat bij de volgende zinnen:
Na het zesde lesuur mogen de leerlingen naar huis.
We gaan vanmiddag zwemmen bij het meer.
Ik lust wel een lekker waterijsje. 


Slide 6 - Slide

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

Ik ontvang graag al mijn vrienden op mijn feest.

Slide 7 - Open question

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

Snapt iedereen deze opdracht?

Slide 8 - Open question

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

Rosa verstopt de mobiel van haar broer in de kast.

Slide 9 - Open question

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

In paniek belde hij 112.

Slide 10 - Open question

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

Jan haalde een goed cijfer voor zijn Engels.

Slide 11 - Open question

Wat is persoonsvorm in de volgende zin:

De leerlingen van 1O debatteren over de regels.

Slide 12 - Open question

Zelfstandig werken
Ga naar Nieuw Nederlands hoofdstuk 1 taalverzorging GRAMMATICA

Maak opdracht 2 tot en met 4.

Meer uitdaging of klaar? Maak opdracht 5.

Helemaal klaar? Ga naar Nieuw Nederlands hoofdstuk 2 taalverzorging GRAMMATICA en start vast met de opdrachten over 'het onderwerp'


Slide 13 - Slide

Lesdoelen
Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden
Ik kan het onderwerp in een zin vinden

Slide 14 - Slide

Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin

Dan vraag je
WIE / WAT + persoonsvorm?

Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
  • De jongen gaat naar school
  • De persoonsvorm = gaat


  • Wie/wat + pv = onderwerp --> Wie/wat + gaat
  • Wie gaat (naar school?)


  • Onderwerp = de jongen

Slide 16 - Slide

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes

Slide 20 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 21 - Quiz

Aan de slag
H2 Taalverzorging grammatica

Slide 22 - Slide