Periode 2 - Les 3 - Bloed - hypotensie - hypertensie - shock

Periode 2 - Les 3 
  • Bloed 
  • Hypertensie 
  • Hypotensie 
  • Shock
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Periode 2 - Les 3 
  • Bloed 
  • Hypertensie 
  • Hypotensie 
  • Shock

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Bloedstolling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

5

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Welke vitamine is belangrijk bij de bloedstolling?
A
Vitamine A
B
Vitamine D
C
Vitamine C
D
Vitamine K

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions


Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
De bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de goede volgorde bij bloedstolling?
1 Er vormt zich een netwerk van draden
2 Fibrinogeen wordt omgezet in Fibrine
3 Bloedvat wordt nauwer
4 Bloedplaatjes klonteren samen en knappen open
A
1-2-3-4
B
4-2-3-1
C
3-4-1-2
D
3-4-2-1

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Wanneer wordt de bovendruk van de bloeddruk gemeten?
A
Tijdens de diastole van het hart
B
Tijdens de systole van het hart

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waar is de bloeddruk het hoogste?
A
venen
B
arteriën
C
arteriolen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Periode 2 - Les 3 
  • Bloed 
  • Hypertensie 
  • Hypotensie 
  • Shock

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hypertensie

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Heel belangrijk!!!!!
  • Hypertensie geeft  nauwelijks klachten                              'waarom medicatie  gebruiken, ik heb nergens last van...?'
  • Antihypertensiva kunnen bijwerkingen geven                           'krijg ik ook nog last van bijwerkingen....'
  • Toch is therapietrouw heel belangrijk!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

De sympathicus maakt deel uit van het autonome zenuwstelsel. Dit is een zenuwstelsel dat we zelf niet onder controle hebben; het staat niet onder invloed van onze wil en regelt bijvoorbeeld de bloeddruk en de hartslag.

In de baroreceptoren in de aortaboog en de halsslagaders wordt de bloeddruk gemeten. Vanuit deze receptoren worden zenuwimpulsen geleid naar het vasomotorische centrum in het verlengde merg. Vanuit dit gedeelte van de hersenen wordt het gladde spierweefsel rondom arteriolen samengetrokken.
In de kleine bloedvaatjes richting de nieren, de afferente arteriolen, zitten baroreceptoren die de druk kunnen meten.
Wanneer de bloeddruk te hoog oploopt, vuren de baroreceptoren sneller en veroorzaken parasympathische stimulatie van het hart.

Het sympatische zenuwstelsel zorgt voor actie, het parasympatische zenuwstelsel zorgt voor rust.
Aldosteronisme. De bijnieren produceren te veel van het hormoon aldosteron. Hierdoor houden de nieren zout en water vast en verliezen ze te veel kalium, wat de bloeddruk verhoogt 

Slide 19 - Slide

De sympathicus maakt deel uit van het autonome zenuwstelsel. Dit is een zenuwstelsel dat we zelf niet onder controle hebben; het staat niet onder invloed van onze wil en regelt bijvoorbeeld de bloeddruk en de hartslag.

Slide 20 - Slide

Calciumantagonisten zijn middelen die dit transport tegengaan. Hierdoor kunnen spiercellen in de wand van de bloedvaten, bijvoorbeeld in de wand van de arteriolen, niet contraheren en treedt vaatverwijding op. Hierdoor daalt de weerstand in de slagaders en neemt de doorbloeding van bijvoorbeeld het hart toe.

Bètablokkers blokkeren de werking van je stresshormonen en hebben een remmende werking op je centrale zenuwstelsel. Hierdoor verlaagt de bloeddruk, vertraagt de hartslag en vermindert de zuurstofbehoefte van je hart. Het doel van een bètablokker is dat je hart minder hard hoeft te werken.

Door het effect van angiotensine II te blokkeren, zorgen ACE-remmers ervoor dat uw bloedvaten zich verwijden en op die manier wordt uw bloeddruk verlaagd.

Diuretica werken vochtafdrijvend. Ze worden ook wel 'plaspillen' genoemd. Ze zorgen ervoor dat er meer vocht wordt afgegeven via de nieren

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Periode 2 - Les 3 
  • Bloed 
  • Hypertensie 
  • Hypotensie 
  • Shock

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hypotensie
Hypotensie is ook bekend als lage bloeddruk. Het kan leiden tot duizeligheid en flauwvallen.

Slide 23 - Slide

Vertel de studenten wat hypotensie is en wat de gevolgen kunnen zijn.
Wanneer hypotensie?
  • systole onder de 100
  • diastole onder de 60

Afhankelijk van geslacht
orthostatische hypotensie  

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Klachten bij hypotensie
  1. Duizeligheid (door beweging)
  2. Flauwvallen
  3. Licht in het hoofd
  4. Vermoeidheid
  5. Hartkloppingen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hypotensie
Mogelijke oorzaken:
  • Antihypertensiva 
  • Uitdroging
  • Sepsis

Bloeddruk verlaging bij opstaan = orthostatische hypotensie
LET OP VAL - risico!!

Slide 26 - Slide

Oorzaken orthostatische hypertensie:
  • Leeftijd
  • Medicijnen voor vergrote prostaat
  • Antihypertensiva
  • Parkinson
  • DM


Lage bloeddruk komt in de bevolking veel minder voor dan hoge bloeddruk. Over het algemeen is een lage bloeddruk gezond, de hoogte van de bloeddruk verschilt namelijk van persoon tot persoon. 

Vrouwen en slanke mensen hebben vaak een lagere bloeddruk. Lage bloeddruk wordt pas een probleem als mensen klachten krijgen van de lage bloeddruk. De bloeddruk is dan te laag, we noemen dit hypotensie. Voorbeelden van klachten van hypotensie zijn:
  • duizeligheid, 
  • licht worden in het hoofd en
  •  flauwvallen. 
Klachten treden meestal op tijdens of enkele minuten na het opstaan uit de stoel of van bed.
Dit laatste noemen we daarom orthostatische hypotensie. Orthostatisch komt van het Griekse woord orthostasis, dat “rechtop staan” betekent. 
Een bijzonder geval van (acute en tijdelijke) te lage bloeddruk is flauwvallen (dit wordt ook wel syncope genoemd). Meestal is dit een onschuldige aandoening, maar het kan soms ook komen doorhartziekten. Hypotensie kan ook een uiting zijn van een (ernstige) ziekte.

Risicofactoren
Er zijn verschillende oorzaken voor het krijgen van hypotensie.
  • Bloeddrukverlagende medicijnen
Het gebruik van bloeddrukverlagende medicijnen is de meest voorkomende oorzaak van een (te) lage bloeddruk. Vooral bij ouderen en bij het gebruik van een combinatie van meerdere medicijnen, kan de bloeddruk te laag worden.
  • Uitdroging
Een te lage bloeddruk kan ook veroorzaakt worden door uitdroging (soms in combinatie met het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie). Uitdroging kan bijvoorbeeld ontstaan door overmatig vochtverlies bijvoorbeeld door veel zweten bij koorts, diarree en/of braken.
  • Zenuw- of hormoonproblemen
Zeldzame oorzaken van een te lage bloeddruk zijn hormoonafwijkingen (bijvoorbeeld te lage hoeveelheid Cortisol bij de ziekte van Addison) en een verstoorde bloeddrukregulatie ten gevolge van zenuwschade (bijvoorbeeld bij lang bestaande suikerziekte of bij de ziekte van Parkinson).
  • Ernstige ziekte
Een acute daling van de bloeddruk kan voorkomen bij verschillende spoedsituaties. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van ernstig bloedverlies, dan kan de bloeddruk dalen doordat er te weinig bloed in de bloedvaten zit. Daarnaast kan een plotselinge bloeddrukverlaging ontstaan bij ernstige infecties (bloedvergiftiging),bij ernstige allergische reacties of bij hartproblemen (bijvoorbeeld een groot hartinfarct of ritmestoornissen).
Periode 2 - Les 3 
  • Bloed 
  • Hypertensie 
  • Hypotensie 
  • Shock

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wanneer een client is shock is dan is de bloeddruk ..
A
te hoog
B
te laag

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Psychische shock

Acute stress stoornis
als je iets ergs mee maakt
Lichamelijke shock

De bloeddruk in de bloedvaten is te laag. De belangrijkste lichamelijke (vitale) functies vallen daardoor uit


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

4 meest voorkomende types shock
  •        Cardiogene shock                  Hypovolemische shock Obstructieve shock    Distributieve shock


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Shockverschijnselen
  • een koud, klam, bleek en ingevallen gezicht
  • dalende urineproductie
  • snelle hartslag
  • snelle ademhaling
  • misselijkheid en braken
  • tensiedaling
  • veranderingen in het gedrag
  • angst
  • geeuwen

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Shock
Wat is het en wat zijn de signalen?

Hoe ontstaat het? Inwendig/uitwendig

Wat kun je eraan doen?

Shockspiraal

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat doen witte bloedcellen?
A
vervoeren zuurstof
B
vervoeren afvalstoffen
C
doen niks
D
maken ziekteverwekkende stoffen onschadelijk

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn trombocyten
A
Bloedplaatjes
B
Witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplasma

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Erytrocyten zijn:
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Learnbeat 1.7 A en B Lezen en opdrachten maken
volgende week gaan we aan de slag met 2.5 , ziekten van het circulatiesysteem
Lees dit alvast door voor volgende week

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Volgende week
Slagaderverkalking en spataderen

Slide 41 - Slide

This item has no instructions