Formatieve Oefentoets Geschiedenis H2 Economische ontwikkeling van Nederland H2

H2 Economische ontwikkeling van Nederland
Voorbereiding op de toets 28/11
- je krijgt 3 open vragen waarbij eerst over het onderwerp moet
   lezen om antwoord te geven in de volgende slide. 
 - je krijgt 18 multiplechoicevragen.






1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 Economische ontwikkeling van Nederland
Voorbereiding op de toets 28/11
- je krijgt 3 open vragen waarbij eerst over het onderwerp moet
   lezen om antwoord te geven in de volgende slide. 
 - je krijgt 18 multiplechoicevragen.






Slide 1 - Slide

Wat is een verklaring voor de late industrialisatie van Nederland
A
Nederland had een hele sterke handel waardoor industrie niet meteen nodig was.
B
Nederland had heel weinig mensen die werk zochten.
C
België was een stuk rijker

Slide 2 - Quiz

Klik op de volgende slide en lees de tekst goed zodat je de slide daarna goed kan beantwoorden.

Slide 3 - Slide

Heb je goed gelezen? Geef nu antwoord op de onderstaande vraag.

Willem I had grote plannen voor Noord- en Zuid Nederland.
Waarom liepen deze plannen stuk in 1830?

Slide 5 - Open question

Steenkolen zijn nodig voor industrialisatie.

Waarom had Nederland problemen met kolen?
A
Er waren geen grote kolenmijnen in NL
B
Mensen weigerden te werken in de kolenmijnen
C
Nederlandse kolen waren niet geschikt voor stoommachines
D
Rode kool werd liever gegeten.

Slide 6 - Quiz

Klik op de volgende slide en lees de tekst goed zodat je de slide daarna goed kan beantwoorden.


Slide 7 - Slide

Goed gelezen? Geef antwoord op de onderstaande vraag.

Noem een reden waarom Nederland na 1860 toch industrialiseerde?

Slide 9 - Open question

Nederlands-Indië was ook belangrijk voor de industrialisatie.
Waarom?
A
Veel Indiërs kwamen werken in Nederlandse fabrieken
B
Veel Indiërs kochten producten uit Nederlandse fabrieken
C
Er werd goed samengewerkt tussen de twee gebieden
D
Er kwamen kolen uit Indië

Slide 10 - Quiz

Wat is 'arbeidsdeling'?
A
Elke werknemer had zijn eigen taak langs de lopende band
B
Werk wordt eerlijk verdeelt onder alle werknemers
C
Het loon van een arbeider hing af van het werk dat hij deed

Slide 11 - Quiz

Wat was een oorzaak voor de verstedelijking in de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland?
A
Arbeiders hadden meer aanzien dan boeren, daarom werden steden aantrekkelijker
B
De werkomstandigheden in de steden werden beter dan die op het land
C
Er was meer leefruimte voor een gezin in de stad dan op het platteland
D
Er was minder werk in de landbouw waardoor veel mensen naar de stad trokken

Slide 12 - Quiz

Weet je het nog?

Wat was GEEN reden dat de woonomstandigheden in de steden slecht waren?
A
Slecht gebouwde woningen door snelle urbanisatie
B
Geen riolering en waterleiding
C
Panden die niet bedoeld waren voor bewoning werden toch gebruikt
D
Arbeiders hadden nooit geleerd zichzelf te wassen

Slide 13 - Quiz

De arbeidsomstandigheden in de fabriek waren...
A
Oké, mensen werkten hard maar in een gezonde omgeving
B
Goed, ze verdienden voldoende geld in een gezonde omgeving
C
Matig, ze werkten in een ongezonde omgeving maar kregen goed betaald
D
Slecht, het was zwaar werk in ongezonde omgeving

Slide 14 - Quiz

Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Afwisselend werk

Slide 15 - Quiz

Wat zijn liberalen?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten

Slide 16 - Quiz

Wat zijn confessionelen?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten

Slide 17 - Quiz

Wat zijn socialisten?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten

Slide 18 - Quiz

Eind 19de eeuw werden er vakbonden opgericht.

Wat zijn vakbonden?

Slide 19 - Open question

Het Kinderwetje van Houten gaat over?
A
Leerplicht
B
Toeslagen voor ouder met kinderen
C
Verbod op kinderarbeid onder 12 jaar
D
Dat je maar 2 kinderen mocht krijgen

Slide 20 - Quiz

Het kinderwetje van Van Houten had niet op alle beroepssectoren invloed.

Het kinderwetje werd NIET ingevoerd in de ....
A
industriesector
B
landbouwsector
C
dienstensector

Slide 21 - Quiz

Wat voor cijfer geef je jezelf voor
je inzet en het maken van de vragen?

Slide 22 - Mind map