1.7 grammatica

1.7 grammatica
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.7 grammatica

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
-ik kan in een zin de persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp vinden

-ik kan ontleden in een vaste volgorde

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Mind map

1.persoonsvorm (pv)
Bij zinsdelen benoemen begin je met de persoonsvorm
=altijd een werkwoord

Vind je door:
-de zin vragend te maken of
                                    de zin in een andere tijd zetten (tijdsproef)

Slide 4 - Slide

Ik ga naar school lopen - Ga ik naar school lopen? - 'ga' = persoonsvorm

Ik fiets morgen naar school - Ik fietste morgen naar school - 'fiets' = persoonsvorm

2. Na de persoonsvorm zet je zinsdeelstrepen

Slide 5 - Slide

2. Zinsdeelstrepen
-alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel
-alle werkwoorden horen bij elkaar = één zinsdeel
-wat kan je voor de persoonsvorm zetten?

De plant in de hoek van de kamer heeft één keer per week water nodig.

Slide 6 - Slide

3.Werkwoordelijk gezegde (wg)
Alle werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm)

Ze hadden altijd al eens willen kunnen oefenen op een echte schietschijf.
werkwoordelijk gezegde = hadden willen kunnen oefenen
Let op! 
legde........aan

Slide 7 - Slide

Wederkerend werkwoord
Hij vergist zich iedere week weer. 

Slide 8 - Slide

'Wat slooft hij zich uit!'
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 9 - Open question

Noem twee dingen die je geleerd hebt vandaag.

Slide 10 - Mind map

Benoem één vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben.

Slide 11 - Mind map

4. onderwerp
onderwerp (o) = wie of wat + werkwoordelijk gezegde (wg)?

Sterre gaf de boog aan Boyan. 
onderwerp = ?

onderwerp en persoonsvorm passen zich aan elkaar aan (enkelvoud/meervoud)

Slide 12 - Slide

Even oefenen
Mijn moeder gaat iedere week een uur wandelen met de hond.

1. pv
2. zinsdeelstrepen
3. wg
4. ow

Slide 13 - Slide


5. lijdend voorwerp (lv) = wie of wat + wg + o?


Sterre gaf de boog aan Boyan. 
lv = ?

Slide 14 - Slide

1. persoonsvorm
2. zinsdeelstrepen zetten
3.werkwoordelijk gezegde (incl. persoonsvorm)
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp

Slide 15 - Slide

Noem twee dingen die je geleerd hebt vandaag.

Slide 16 - Mind map

Benoem één vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben.

Slide 17 - Mind map