trappen van vergelijking

Formuleren: trappen van vergelijking 
havo leerjaar 4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formuleren: trappen van vergelijking 
havo leerjaar 4

Slide 1 - Slide

DOEL



-Je kent de trappen van vergelijking.

- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking.


Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 3 - Slide

Schrijfwijze (vorm)
  • De stellende trap: schrijf je zo eenvoudig mogelijk > het huis is mooi, dat is erg ver.

  • De vergrotende trap: plak -er achter het woord (of -der als het woord op een r eindigt) > dat huis is mooier, dat is nog veel verder.

Slide 4 - Slide

Schrijfwijze (vorm)
  • De overtreffende trap: zet -st of -ste achter het woord > (het) mooist(e), (het) verst(e).
  • Een woord dat op st of sch eindigt, krijgt geen -st, maar meest ervoor: (het) meest gepast, (het) meest logisch



Slide 5 - Slide

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 6 - Quiz

Let dus op!
De woorden goed, graag, veel en weinig hebben een afwijkende vergrotende en overtreffende trap: 
  • goed – beter – best; 
  • graag – liever – liefst; 
  • veel – meer – meest; 
  • weinig – minder – minst.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Als/dan
  • Gebruik dan (=er is een verschil):
  1. bij een vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
  2. bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

  • Gebruik als (=de twee zaken zijn hetzelfde):
  1. bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
  2. bij niet zo: niet zo groot als
  3. bij ... keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 9 - Slide

Maak zelf zinnen met de trappen van vergelijking. Gebruik de plaatjes op de volgende dia's

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Schattig

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Lekker

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Mooi

Slide 16 - Open question

DE FOUTJES
  • Lisa is jonger als mij. = fout
  • Er is sprake van een verschil > gebruik 'dan'
  • Als je de zin langer maakt, hoor je dat er 'ik' hoort te staan (niet 'mij')

  • Lisa is jonger dan ik (ben). = correct

Slide 17 - Slide

Dus...
  • Kijk goed of er sprake is van een verschil (dan) of niet (als).
  • Om te weten of je ik/mij, hij/hem, jij/jou, etc. gebruikt, maak je de zin langer door hem aan te vullen met een persoonsvorm.

  • Hij is net zo lang als ik (ben).
  • Ik vind hem aardiger dan (dat ik) haar (vind).

Slide 18 - Slide

Vandaag ben ik even slim als/dan hem/hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 19 - Quiz

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?


Slide 20 - Slide

Aan het werk
Wat? Maak de opdrachten van H5 Taalverzorging: trappen van vergelijking
Hoe? Zelfstandig/tweetallen
Hoe lang? De rest van de les
Hulp? Docent, boek of klasgenoot
Klaar? Doe rustig iets voor jezelf

Slide 21 - Slide