je leert alle spellingsregels van de vorige week toe te passen
je weet wat goed gaat en wat je moet verbeteren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Formatieve toets spelling 2m
je leert alle spellingsregels van de vorige week toe te passen
je weet wat goed gaat en wat je moet verbeteren
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van de leestekens?
Wat weet je van de komma's?
Wat weet je van een dubbele punt?
En van de aanhalingstekens?
Wat is een citaat?
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Welke meervouden zijn er?
Slide 6 - Slide
Meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden hebben een meervoud op -en
Boek --> boeken
school --> scholen
bom --> bommen
Slide 7 - Slide
Op -en
Soms moet je iets veranderen:
banaan
kip
boef
baas
Slide 8 - Slide
meervoud met 's
Zelfstandig naamwoorden die eindigen op een enkele klinker!
Bijv.: oma, menu en ego.
oma's, menu's en ego's
Bij Y: alleen 's als er voor de y een medeklinker staat
Hobby's
Slide 9 - Slide
Meervoud op zowel -en als -s
tractor --> tractoren en tractors
groente --> groenten en groentes
lade --> laden en lades
seconde --> seconden en secondes
Slide 10 - Slide
Meervoud op -ën
Woorden die eindigen op -ee
zeeën
reeën
Slide 11 - Slide
Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. - Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. - Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben: -je, -tje, -etje, -pje, -kje
Slide 12 - Slide
Hoe maak je een verkleinwoord?
Welke uitzonderingen zijn er?
Slide 13 - Slide
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y, schrijf je ’tjemet apostrof.
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of ’tje(met apostrof).
Slide 14 - Slide
Wat is een leenwoord?
Een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken.
Latijn, Frans, Engels en Duits.
Slide 15 - Slide
Waarom leenwoorden?
Het gaat vaak om woorden die we in Nederland nog niet kennen of waarvoor niet makkelijk een Nederlands woord bedacht kan worden. Bijvoorbeeld buitenlandse gerechten (zoals het Japanse woord sushi) of computertermen (zoals het Engelse woord e-mail).